Excessief lenen bij de eigen vennootschap

Leningen van een aanmerkelijkbelanghouder en diens partner boven de € 700.000 bij de eigen vennootschap zijn vanaf 2023 in box 2 belast als een dividenduitkering. Onder voorwaarden geldt een uitzondering voor de bestaande en nieuwe leningen voor de eigen woning. Het eerste moment voor toetsing is 31 december 2023. De aanmerkelijkbelanghouder heeft tot deze datum de tijd om bovenmatige schulden af te lossen.

 

De Tweede Kamer heeft op 26 oktober 2023 het Belastingpakket 2024 aangenomen tezamen met diverse amendementen. Er is een amendement aangenomen, waarmee het maximum leenbedrag bij een eigen vennootschap is verlaagd. Vanaf 2024 kan maximaal € 500.000 van de eigen vennootschap worden geleend.

Wet excessief lenen bij eigen vennootschap

Het wetsvoorstel over excessief lenen heeft ten doel uitstel van belastingheffing in box 2 tegen te gaan. Dat uitstel vindt in de praktijk toepassing als geld wordt uitgeleend aan de ab-houder, in plaats van het uitkeren van dividend.

Reeds in 2018 is de maatregel aangekondigd om dit tegen te gaan. Deze maatregel hield in dat de ab-houder tezamen met de partner niet meer dan € 500.000 onbelast mocht lenen van de eigen bv. De financiering van de eigen woning (hoofdverblijf) is uitgezonderd van de maatregel. De staatssecretaris heeft inmiddels een derde nota van wijziging bij het wetsvoorstel over excessief lenen bij de bv naar de Tweede Kamer gezonden. Daarmee is het maximumbedrag aan onbelast lenen verhoogd van € 500.000 naar € 700.000.

Ingeval een ab-houder samen met de partner en bloedverwanten in de rechte lijn (grootouders, ouders, kinderen en kleinkinderen) van de bv tezamen meer dan € 700.000 leent, is het meerdere boven het maximum vanaf 2023 bij de ab-houder belast als fictief regulier voordeel (dividenduitkering) tegen 26,9% aanmerkelijkbelangtarief. Indien de partner of andere verbonden persoon zelf een ab heeft, wordt het voordeel bij hem of haar belast. De lening voor de eigen woning telt niet mee. Maar dat is dan ook de enige uitzondering, hoe zakelijk een lening ook is. De toetsing vindt plaats aan het eind van het jaar. De eerste toetsing zal plaatsvinden op 31 december 2023.

Bron: Tweede Kamer, 24 maart 2022, 35496 nr. 15

Aanpassing belastingdruk box 3

De Wet aanpassing box 3 is gepubliceerd in Staatsblad 2020, 546, 23 december 2020. Met deze wet wordt de vermogensrendementsheffing in box 3 aangepast zodat met ingang van 2021 met name de belastingdruk op kleinere vermogens in box 3 daalt.
 
Als het totale vermogen op de peildatum van 1 januari van een belastingjaar meer bedraagt dan het heffingsvrije vermogen, dan is de belastingheffing van box 3 van toepassing. Voor 2020 bedraagt het heffingsvrije vermogen € 30.846 voor alleenstaanden en € 61.692 voor gehuwden. Met ingang van 1 januari 2021 wordt dat verhoogd naar € 50.000 voor alleenstaande en € 100.000 voor gehuwden. Indien het vermogen hoger is dan het vrijgestelde bedrag, wordt dat meerdere progressief belast.
 

Voor 2020 laat de belastingheffing zich als volgt schematisch weergeven:

Schijf Uw (deel van de) grondslag sparen en beleggen 2020 Percentage spaargedeelte 0,07% Percentage beleggingsgedeelte 5,28%
1 vanaf € 30.846 tot € 103.643 67% 33%
2 vanaf € 103.643 tot € 1.036.418 21% 79%
3 vanaf € 1.036.418 0% 100%

Het berekende gemiddelde rendement wordt vervolgens belast tegen een tarief van 30%.
 
De schrijfgrenzen worden met ingang van 1 januari 2021 opnieuw vastgesteld. Voor 2020 laat de belastingheffing zich als volgt schematisch weergeven:

Schijf Uw (deel van de) grondslag sparen en beleggen 2020 Percentage spaargedeelte 0,03% Percentage beleggingsgedeelte 5,69%
1 vanaf € 50.000 tot € 100.000 67% 33%
2 vanaf € 100.000 tot € 1.000.000 21% 79%
3 vanaf € 1.000.000 0% 100%

Het berekende gemiddelde rendement wordt vervolgens belast tegen een tarief van 31%.
 
Mocht u naar aanleiding van dit artikel vragen hebben, neem dan contact op met Robert Philips, belastingadviseur (philips@bureau-aard.nl).
 

De fiets van de zaak aantrekkelijker

Een werkgever kan een (elektrische) fiets (of een speed-pedelec) ter beschikking stellen aan een werknemer. De fiets blijft dan eigendom van de werkgever. Met ingang van 1 januari 2020 is de fiscale regeling voor de “fiets van de zaak’ veranderd. Het is voor werkgevers gemakkelijker geworden hun werknemers te laten profiteren van een fiets van de zaak.
 
Tot 1 januari 2020 was de fiets van de zaak onbelast als die door de werknemer alleen gebruikt werd voor zakelijke kilometers of voor woon-werkverkeer. Bij privégebruik werd de waarde in het economisch verkeer van het privégebruik belastbaar loon van de werknemer. Dat betekent ook dat een kilometerregistratie moest worden bijgehouden.
 
Vanaf 1 januari 2020 is de regeling een stuk eenvoudiger. Vanaf die datum telt de werkgever 7% van de consumentenadviesprijs van de fiets en accessoires (inclusief omzetbelasting) bij het loon van de werknemer en daarover betaalt de werknemer dan belasting. In de praktijk gaat het om een paar tientjes per jaar. De werkgever mag er ook voor kiezen de bijtelling voor zijn rekening te nemen. Dat kan door gebruik te maken van de vrije ruimte in de werkkostenregeling. In dat geval hoeft de werknemer helemaal geen belasting te betalen voor de fiets van de zaak.
 
De werknemer mag nu de fiets van de zaak fiscaal onbeperkt privé gebruiken.
 
Een werknemer met een fiets van de zaak is niet verplicht om met de fiets naar het werk te gaan. Indien de werknemer met het openbaar vervoer of de auto naar het werk reist, dan mag de werkgever voor die kilometers een onbelaste kilometervergoeding geven. Dit geldt ook als een werknemer met een fiets van de zaak naar het station rijdt en verder met het openbaar vervoer reist. De kosten voor het reizen met het openbaar vervoer mogen dan onbelast worden vergoedt.
 
De nieuwe regeling moet het aantrekkelijk maken om met de fiets naar het werk te gaan. Dat heeft een gunstig effect op de filedruk, levert een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van de klimaat en luchtvervuilingsproblematiek en heeft een positief effect op de gezondheid.
 

Eerste Hulp Bij Corona (COVID-19)

De gevolgen van de COVID-19 uitbraak grijpen fors om ons heen. Het raakt iedereen in de persoonlijke levenssfeer. Hulde aan iedereen die zich inzet om het virus en de gevolgen van de uitbraak te bestrijden en die actief is in een vitaal beroep. Dat verdient niet alleen respect, maar verlangt ook dat wij allemaal verantwoord omgaan met de richtlijnen om zo ook maximaal bij te dragen aan de beheersbaarheid van de (gevolgen van de) uitbraak van COVID-19.

Wij hebben niet de kennis en vaardigheid om de zo nodige persoonlijke medische hulp en zorg te bieden. Wel kunnen wij hulp bieden aan ondernemers: Eerste Hulp Bij Corona (COVID-19).

De overheid heeft maatregelen genomen met als doel te bevorderen dat ondernemers de tijd dat het virus ons land in z’n greep heeft zakelijk te overwinnen. Wij kunnen ons voorstellen dat de inhoud of uitvoering van die maatregelen niet voor alle ondernemers duidelijk is. Of dat zij hulp nodig hebben om gebruik te maken van die maatregelen.

De COVID-19 uitbraak kan ook verder strekkende gevolgen hebben dan met de noodmaatregelen kunnen worden overwonnen. Daarom hebben wij een team samengesteld van professionals die samen of elk op hun vakgebied ondernemers van dienst kunnen zijn:

R.J.G.M. Philips AA RB (philips@bureau-aard.nl): Voor de toepassing van door de overheid genomen steunmaatregelen, voor belastingadvies en om samen met de ondernemer de levensvatbaarheid van de onderneming te diagnosticeren.

mr. M.Ph.A. Senders (senders@bureau-aard.nl): Voor de toepassing van de door de overheid genomen steunmaatregelen, voor het analyseren en beperken van risico’s, in verband met dreigende insolventie (faillissement) en voor herstructurering of recovery.

Maar ook als u gewoon een gesprekspartner zoekt voor de afweging van een mogelijk moeilijke keuze waar u als ondernemer voor staat, dan nodigen wij u uit contact met ons op te nemen.

brief-belastingdienst-btw-aangifte

Het mogelijke gevolg als u minimaal een jaar niets aangeeft op btw-aangifte

Bent u ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en droeg u minimaal één jaar geen btw af of bracht u geen btw in aftrek? Dan bestaat de kans dat de belastingdienst u een brief heeft gestuurd met daarin de mededeling dat de belastingdienst veronderstelt dat u met de onderneming bent gestopt.
 
Bent u inderdaad gestopt met uw onderneming, dan is het niet nodig naar aanleiding van de brief van de belastingdienst actie te ondernemen.
 
Bent u niet gestopt met uw onderneming, dan is het belangrijk dat u de belastingdienst informeert en uitlegt waarom minimaal een jaar geen btw is afgedragen of in aftrek gebracht. Voor de recent verzonden brieven geldt een reactietermijn tot 25 februari aanstaande.
 
Als u niet reageert op de brief van de belastingdienst, dan trekt de belastingdienst het omzetbelastingnummer in en het btw-identificatienummer komt te vervallen. Dat kan wel gevolgen hebben als sprake is van bestaande bedrijfsmiddelen. De belastingadviseur van Bureau Aard is er met raad en daad voor vraagstukken op het gebied van omzetbelasting.
 

De nadelen van de fiscale eenheid zijn groter geworden

In artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting (VPB) is bepaald dat belastingplichtigen onder bepaalde voorwaarden een fiscale eenheid voor de VPB kunnen aangaan.
 
Ingeval een belastingplichtige (moedermaatschappij) de juridische en economische eigendom bezit van ten minste 95 percent van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van een andere belastingplichtige (dochtermaatschappij) en dit bezit ten minste 95% van de statutaire stemrechten in de dochtermaatschappij vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van de dochtermaatschappij, wordt op verzoek van beide belastingplichtigen de belasting van hen geheven alsof er één belastingplichtige is, in die zin dat de werkzaamheden en het vermogen van de dochtermaatschappij deel uitmaken van de werkzaamheden en het vermogen van de moedermaatschappij. De belasting wordt geheven bij de moedermaatschappij. De belastingplichtigen tezamen worden in dat geval aangemerkt als fiscale eenheid. Van een fiscale eenheid kan meer dan één dochtermaatschappij deel uitmaken.
 
De voordelen van de fiscale eenheid voor de VPB luiden als volgt:
• Er hoeft maar één aangifte te worden ingediend in plaats van dat iedere onderneming dat afzonderlijk doet.
• De fiscale eenheid brengt met zich mee dat de verliezen van een onderneming uit die eenheid worden verrekend met de winsten van een andere onderneming uit die eenheid.
• Transacties tussen de ondernemingen uit de fiscale eenheid blijven, ook al is sprake van onzakelijk handelen, voor de winstbelasting, behoudens mogelijke gevolgen bij een latere verbreking van de fiscale eenheid, zonder betekenis.
 
De fiscale eenheid kent ook nadelen, zoals bijvoorbeeld (maar niet limitatief):
• Het tarief van de vennootschapsbelasting over de eerste € 200.000 van het belastbare bedrag bedraagt 16,5% (2020) (2019: € 19%) (2015, 2016, 2017 en 2018: 20%) is dus lager dan de vennootschapsbelasting over het meerdere (25%). De fiscale eenheid kan maar één keer gebruik maken van de eerste schijf. Dat scheelt dus maximaal € 19.000 VPB voor iedere keer dat de eerste schijf niet gebruikt kan worden.
• Alle ondernemingen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de VPB-schulden, hetgeen een risico kan vorm bij insolventie.
• Bij een fiscale eenheid wordt voor stimuleringsmaatregelen zoals bijvoorbeeld de investeringsaftrek uitgegaan van het totaal van de investeringen van de ondernemingen van de eenheid. Nu de hoogte van de aftrek afneemt naarmate de totale investering van de belastingplichtig toeneemt, leidt de fiscale eenheid tot een lagere aftrek dan het geval zou zijn als alle ondernemingen daar afzonderlijk gebruik van zouden maken.
 
Met de tariefsverlaging in 2020 van de eerste schrijf VPB tot een heffing van 16,5% in vergelijking met 25% over de tweede schijf, springt dit nadeel materieel het meest in het oog.
 
Zou u eens willen praten over de fiscale optimalisatie van uw ondernemingsstructuur, neem dan contact op met de belastingadviseur van Bureau Aard.