Kan een verkoper zich terugtrekken uit een mondeling koopovereenkomst van een woning?

In artikel 7:2 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is het zogenaamde schriftelijkheidsvereiste opgenomen: koop van een tot bewoning bestemde onroerende zaak of een bestanddeel daarvan moet schriftelijk worden aangegaan als de koper een natuurlijk persoon is, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

 

De hiervoor bedoelde bepaling maakt onderdeel uit van  een wettelijke regeling die strekt tot bescherming van de koper van onroerende zaken (Kamerstukken II 1992-1993, 23 095, nr. 3, blz. 2; Inleidende opmerkingen in de memorie van toelichting bij art. I). Maar dient het schriftelijkheidsvereiste dan zo te worden uitgelegd dat alleen een particuliere koper – en dus niet een verkoper – daarop een beroep kan doen? Over deze vraag heeft de Hoge Raad zich in 2011 al gebogen en zij kwam tot een ontkennende beantwoording van die vraag.

De Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2011:BU7412) oordeelde: Indien mondeling overeenstemming is bereikt over de verkoop van een woonhuis aan een particuliere koper en de verkoper weigert zijn medewerking te verlenen aan het opmaken en ondertekenen van een koopakte, dan mag (ook) de verkoper, mits hij een particulier is, zich erop beroepen dat aan deze mondelinge overeenstemming geen rechtsgevolg toekomt.

Het voorgaande brengt mee dat de particuliere verkoper of koper die, in het geval als omschreven in artikel 7:2 lid 1, weigert zijn medewerking te verlenen aan schriftelijke vastlegging van de met zijn wederpartij bereikte wilsovereenstemming met betrekking tot de koop en verkoop van een woonhuis, daartoe niet door een rechterlijk vonnis kan worden gedwongen omdat uit de wet volgt dat hij niet tot zodanige medewerking is verplicht (vgl. artikel 3:296 lid 1 BW).

Een schriftelijke koopovereenkomst is een onderhandse akte. Dat betekent dat de koopovereenkomst door partijen ondertekend moet zijn. E-mailberichten of Whatsappberichten zijn weliswaar schriftelijke berichten waaruit kan blijken dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Maar met deze berichten wordt echter niet voldaan aan het wettelijke vereiste dat de koopovereenkomst door partijen ondertekend moet zijn.

Uitsluitend onder bijzondere omstandigheden kan worden geoordeeld dat een beroep op het ontbreken van een schriftelijke vastlegging van de bereikte wilsovereenstemming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Als zodanige omstandigheden kunnen in beginsel niet gelden dat de verkoper alsnog een hoger bod ontvangt van een derde, of dat de koper alsnog de voorkeur geeft aan de aankoop van een ander woonhuis, omdat – zo oordeelde de Hoge Raad – de eis van schriftelijke vastlegging van de bereikte wilsovereenstemming hun nu juist de ruimte geeft alsnog ervan af te zien de beoogde koopovereenkomst te sluiten.

Het Hof Arnhem (ECLI:NL:GHARN:2012:BZ6245) heeft nog een nuancering aangebracht op vorenbedoeld arrest van de Hoge Raad. Volgens het Hof is onder omstandigheden ook de professionele verkoper van een onroerende zaak niet gebonden aan een mondelinge koopovereenkomst. Het gaat hierbij om de situatie dat de verkoper de mondeling door partijen bereikte overeenstemming in een geschrift heeft vastgelegd en dat geschrift aan de koper ter ondertekening heeft voorgelegd. Weigert de koper vervolgens om binnen een redelijke termijn een ondertekend afschrift van dat geschrift aan de verkoper te doen toekomen, dan kan de koper zich niet op een later moment beroepen op de mondelinge overeenstemming.

Gemeente Eindhoven levert de Steentjeskerk aan Kolen

Op de drempel van het oude naar het nieuwe jaar heeft de gemeente Eindhoven de Steentjeskerk in eigendom geleverd aan Kolen Holding B.V. De rechtbank Oost-Brabant had de gemeente Eindhoven eerder al veroordeeld tot levering aan Kolen.

 

De Steentjeskerk is een kerkgebouw uit 1919 aan de St. Antoniusstraat te Eindhoven. Tot 1971 was de kerk als parochiekerk in gebruik. Sinds 2001 is de kerk een rijksmonument.

 

Bureau Aard heeft het genoegen gehad Kolen bij te staan en feliciteert Kolen met de eigendomsverkrijging.

UBO-register in huidige vorm buitenproportioneel

Het UBO-register is in Nederland een onderdeel van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en is een Europese database. De dealine voor registratie van de UBO (Ultimate Beneficial Owner) was maart 2022. Een op de drie juridische entiteiten in Nederland heeft aan die verplichting nog geen uitvoeirng gegeven, zo leerde onderzoek deze maand.

 

Een Luxemburgse rechter had prejudiciële vragen over de uitleg van een aantal bepalingen van de antiwitwasrichtlijn gesteld, nadat die rechter eerder oordeelde dat het openbaar maken van de gegevens ‘een onevenredig risico met zich mee kan brengen dat de grondrechten van de uiteindelijk begunstigden in kwestie worden aangetast’. Het Europese Hof van Justitie is het daarmee eens blijkens haar uitspraak van 22 november 2022. Het Hof vindt dat het aan iedereen openbaar stellen van de gegevens ‘buitenproportioneel is, niet beperkt is tot wat strikt noodzakelijk is en niet evenredig is met het nagestreefde doel’. Het Hof stelt verder dat ’toegang van het grote publiek tot informatie over de uiteindelijke begunstigden een ernstige inmenging vormt in de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens’.

 

Het Hof van Justitie van de Europese Unie verklaart de voorgeschreven publieke toegankelijkheid van het UBO-register ongeldig. Het is nu aan de wetgever hier actie op te ondernemen. Tot die tijd zijn registratieverplichtingen niet ontslagen van hun verplichting om tijdig de relevante UBO-informatie aan te leveren. Wel zouden registratieplichtigen kunnen overwegen om hun UBO-registratie te wijzigen, althans om een verzoek te doen tot afscherming van de UBO-gegevens met verwijzing naar de uitspraak van het Hof.

De Omgevingswet

Met de Omgevingswet beoogt de overheid de regels voor de fysieke leefomgeving te vereenvoudigen en samen te voegen. Zo verdwijnen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet ruimtelijke ordening, de Wet natuurbescherming en de Waterwet. Ook het Activiteitenbesluit en het Bouwbesluit worden vervangen. De bestaande bestemmingsplannen worden gebundeld in één omgevingsplan per gemeente.

De Omgevingswet wordt uitgevoerd in vier algemene maatregelen van bestuur:

  • Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) gaat over omgevingswaarden, instructieregels, beoordelingsregels voor een vergunningaanvraag en monitoring.
  • Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) vervangt onder meer het Activiteitenbesluit. Hierin staan de algemene regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving.
  • Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) vervangt het Bouwbesluit 2012. Hierin staan regels over bouwen, verbouwen en gebruiken van bouwwerken. De regels gaan onder andere over veiligheid, gezondheid, en duurzaamheid.
  • Ook is er een Omgevingsregeling. Daarin zijn de AMvB’s verder uitgewerkt. Hierin staan bijvoorbeeld regels over meet- en rekenmethoden en aanvraagvereisten voor vergunningen.

Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt moet elke gemeente zijn aangesloten op het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Eén digitaal loket voor het aanvragen van vergunningen, raadplegen van de geldende regels per locatie, en op termijn informatie over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het DSO bestaat uit een landelijke voorziening (DSO-LV), collectieve voorzieningen voor gemeenten (DSO-CG) en individuele voorzieningen van overheden.

Het Koninklijk Besluit dat de eerder beoogde invoering per 1 januari 2023 regelt heeft de minister ingetrokken en een nieuw besluit in procedure gebracht met als ingangsdatum 1 juli 2023.

Modernisering personenvennootschappen

Onlangs zijn nieuwe wetsvoorstellen modernisering personenvennootschappen ter (tweede) consultatie aangeboden. Het voorstel voorziet in de vaststelling van een nieuwe titel 7.13 in het Burgerlijk Wetboek. De huidige regeling, die is verspreid over Boek 7A BW en het Wetboek van Koophandel, dateert oorspronkelijk uit de 19e eeuw en beantwoordt onvoldoende aan de behoeften van hedendaagse ondernemers.

Het onderscheid tussen de maatschap (voor de beroepsuitoefening en voor bedrijfsactiviteiten en met onder andere aansprakelijkheid voor gelijke delen) en de vennootschap onder firma (alleen voor bedrijfsactiviteiten en hoofdelijke aansprakelijkheid) verdwijnt. In plaats daarvan is het voorstel onderscheid te maken tussen een openbare personenvennootschappen met rechtspersoonlijkheid en een stille personenvennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, maar met een afgescheiden vermogen, in de vorm van een bijzondere gemeenschap. De openbare personenvennootschap verkrijgt rechtspersoonlijkheid bij de inschrijving in het handelsregister: notariële tussenkomst wordt alleen verplicht gesteld bij levering van registergoederen of aandelen op naam.

In het wetsvoorstel zijn de vennoten naast de (openbare personen)vennootschap hoofdelijk verbonden voor de verbintenissen van die vennootschap jegens derden, echter, alleen voor zover de wederpartij aannemelijk maakt dat de vennootschap niet aan de verbintenis zal voldoen. Een toetredende vennoot is slechts verbonden voor verbintenissen van de vennootschap die zijn ontstaan na zijn toetreden. Voor een uittredende vennoot geldt dat hij gedurende vijf jaar aansprakelijk blijft voor de op het moment van uittreden bestaande verbintenissen van de vennootschap.

Hoewel de openbare personenvennootschap onder het voorstel rechtspersoonlijkheid verkrijgt, wordt fiscale transparantie van de personenvennootschap gehandhaafd met betrekking tot de inkomsten-, vennootschaps- en dividendbelasting, en de erf- en schenkbelasting.

De (tweede en thans lopende) consultatie kan wijzigingen op het voorstel tot gevolg hebben. De hiervoor opgenomen toelichting geeft slechts enkele hoofdlijnen weer. Vragen over uw bestaande structuur of wat de gevolgen van het voorstel voor u kunnen zijn? De adviseurs van Bureau Aard zijn u graag van dienst.

Bureau Aard begeleidt overname Werkpool Flex en ForeignFlex

Op 26 juli 2022 vond de levering van aandelen Werkpool Flex B.V. en ForeignFlex B.V. aan OTTO Holding B.V. plaats. Bureau Aard heeft de verkoper begeleid. De koper werd begeleid door Holla Advocaten, BDO en Deloitte. Proficiat aan alle betrokkenen, dank voor het vertrouwen en de prettige samenwerking.
 
OTTO Workforce heeft met deze overname haar positie op de markt van internationale arbeidsbemiddeling in Nederland verder verstrekt.
 
Wim Smits en Angeliek Flintrop (beiden van Werkpool Flex en ForeignFlex): “Met plezier hebben wij, ieder aanvankelijk als werknemer en sedert 2010 als eigenaar, samen met een enthousiast en betrokken team, gewerkt aan het succes van Werkpool Flex en ForeignFlex. Voor de verdere ontwikkeling zijn Werkpool Flex en ForeignFlex bij OTTO Holding in goede handen. Het DNA van OTTO is voor wat betreft de normen en waarden gelijk aan dat van ons. De schaalgrootte en professionaliteit van OTTO komen Werkpool Flex en ForeignFlex, haar werknemers en klanten ten goede. Daar hebben wij alle vertrouwen in.”

Het gerechtshof (16 februari 2021): Maaltijdbezorgers van Deliveroo geen ZZP-ers

Het gerechtshof Amsterdam heeft zich in haar arrest van 16 februari 2021 (ECLI:NL:GHAMS:2021:392) uitgelaten over de vraag hoe de overeenkomst met maaltijdbezorgers van Deliveroo moet worden gekwalificeerd. Zijn het ZZP-ers of zijn de maaltijdbezorgers op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam?
 
Deliveroo biedt in Nederland sedert 2015 een online maaltijdbestel- en betaalsysteem aan, alsmede een bezorgdienst. Tot in de loop van 2018 heeft Deliveroo voor de uitvoering van haar bezorgdienst bezorgers in dienst genomen op basis van een arbeidsovereenkomst. Sinds 1 juli 2018 werken bezorgers nog uitsluitend op basis van een overeenkomst van opdracht. De bezorgers zijn als ondernemer ingeschreven in het handelsregister. Betaling door Deliveroo aan de bezorger vindt per levering plaats op basis van facturering. De bezorger maakt voor de bezorging gebruik van een eigen vervoermiddel en smartphone. Met de smartphone maakt de bezorger gebruik van het ICT-systeem van Deliveroo.
 
Voor de kwalificatie van een arbeidsrelatie moet worden gekeken naar de elementen ‘arbeid’, ‘loon’, ‘in dienst’ en ‘gedurende zekere tijd’. Deze kwalificatie moet gebeuren aan de hand van de rechten en verplichtingen die partijen zijn overeengekomen me inachtneming van alle omstandigheden van het geval.
 
Arbeid
De bezorgers verrichten arbeid. Weliswaar is sprake van vrijheid waarmee arbeid wordt verricht en kan een bezorger zich laten vervangen, maar naar het oordeel van het Hof is dat niet van dien aard dat daarmee de kwalificatie “arbeidsovereenkomst” onverenigbaar zou zijn.
 
Loon
Deliveroo betaalt de bezorgers per afgeleverde bestelling. Deliveroo verzorgt zelf de facturen van de bezorgers. Deliveroo bepaalt de vergoeding en kan die (eenzijdig) wijzigen. Individuele bezorgers hebben naar het oordeel van het Hof geen invloed op de vergoeding.
 
Voor veel bezorgers geldt bovendien dat de belastingdienst hun werkzaamheden (voor de omzetbelasting) als hobby-matig aanmerkt (grens: 40% van het minimumloon), zodat hun prestatie niet belast is met omzetbelasting. Het ontbreken van ondernemerschap kan volgens het Hof een indicatie vormen voor werknemerschap. De wijze waarop de (loon)betaling door Deliveroo plaatsvindt, wijst naar het oordeel van het hof eerder op de aanwezigheid dan op de afwezigheid van een arbeidsovereenkomst.
 
In dienst van
Deliveroo stelt dat tussen haar en de bezorgers geen gezagsrelatie aanwezig is. Het Hof concludeert anders.
 
Aan de vrijheid van de bezorger om zelf de precieze route te bepalen komt geen betekenis toe en duidt naar het oordeel van het Hof niet op de afwezigheid (noch op de aanwezigheid) van een arbeidsovereenkomst. Ook een vrachtwagenchauffeur in loondienst heeft doorgaans immers die vrijheid.
 
De werkzaamheden, het ophalen en bezorgen van voedsel, zijn van dien aard, dat daarvoor weinig aanwijzingen nodig zijn. Dus de aard van de werkzaamheden brengt met zich dat de mate waarin aanwijzingen gegeven worden, op zich zelf niet veel zegt over de aan- dan wel afwezigheid van een arbeidsovereenkomst.
Dat het Deliveroo is die de inhoud van de contracten en de wijze waarop de werkzaamheden worden georganiseerd steeds eenzijdig wijzigt, duidt er ook op dat Deliveroo gezag uitoefent over de bezorgers. In algemene zin is een arbeidsovereenkomst immers vaker een door de werkgever opgesteld adhesiecontract, wat door de werknemer al dan niet geaccepteerd kan worden, terwijl tussen opdrachtgever en opdrachtnemer eerder zal worden onderhandeld over de inhoud van de overeenkomst.
 
Het gehanteerde GPS-systeem geeft Deliveroo (al dan niet via haar klanten) een vergaande controlemogelijkheid, die eveneens als een vorm van gezag is aan te merken.
 
Ook het door Deliveroo eenzijdig vastgestelde betaalmodel duidt op een vergaande bemoeienis van Deliveroo op het bezorgproces, en vormt daarmee een aanwijzing van gezag.
 
De wijze waarop Deliveroo werkzaamheden door bezorgers laat uitoefenen, duidt volgens het Hof veeleer op een gezagsrelatie, dan op de afwezigheid van een gezagsrelatie.
 
Gedurende zekere tijd
Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat de bezorgers die arbeid voor Deliveroo verrichten, dit in een verwaarloosbare omvang doen. Naar het oordeel van het hof is dan ook voldaan aan het in artikel 7:610 BW neergelegde criterium dat de arbeid gedurende zekere tijd dient te worden verricht.
 
Conclusie
Alle omstandigheden bij elkaar genomen constateert het hof dat slechts de aan de bezorgers ten aanzien van het verrichten van de arbeid gegeven vrijheid een omstandigheid is die eerder wijst op de afwezigheid dan op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst. Alle overige elementen, waaronder de wijze van loonbetaling, het uitgeoefende gezag, de zekere tijd (met rechtsvermoeden), alsmede de genoemde overige omstandigheden wijzen meer op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst dan op de afwezigheid daarvan. De aan de bezorgers ten aanzien van het verrichten van de arbeid gegeven vrijheid is bovendien niet onverenigbaar met de kwalificatie van de overeenkomst als arbeidsovereenkomst. Concluderend is het hof van oordeel dat de bezorgers van Deliveroo werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst.
 
Gevolg is dat de bezorgers als werknemers moeten worden beloond en behandeld.
 
Tenslotte
De Hoge Raad overwoog op 6 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1746) dat niet van belang is of partijen daadwerkelijk de bedoeling hadden de overeenkomst al dan niet onder de regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen; waar het om gaat is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst. Dat uitgangspunt komt ook hier weer tot z’n recht. Het laat bovendien zien dat partijen er bij het tot stand komen van een rechtsverhouding goed aan doen zich niet alleen te laten leiden door hun bedoelingen, maar rekening te houden met alle omstandigheden van het geval. De hulp van een juridisch adviseur, zoals de adviseurs die zijn verbonden aan Bureau Aard, kan daarbij van pas komen.
 

Een nieuw herstructurerings­instrument: Wet Homologatie Onderhands Akkoord

Op 1 januari 2021 is de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) in werking getreden. Deze nieuwe regeling in de Faillissementswet maakt het voor schuldenaren mogelijk schulden te saneren door middel van een onderhands akkoord. Omdat de regeling ook schuldeisers kan binden die niet met het akkoord hebben ingestemd, wordt het ook wel een “dwangakkoord” genoemd.
 
In faillissement kennen we de mogelijkheid dat de gefailleerde tot een bindend akkoord met schuldeisers kan komen ingeval tenminste de helft van de schuldeisers instemt, die tezamen tenminste de helft van de gezamenlijke schuldenlast vertegenwoordigen. De WHOA maakt het mogelijk ook buiten faillissement een akkoord af te dwingen. Dat lijkt in de praktijk van vandaag een nieuw herstructureringsinstrument.
 
Twee procedures
De WHO biedt twee procedures (beiden buiten faillissement) waarbinnen het akkoord tot stand kan worden gebracht:
1. een besloten akkoordprocedure; en
2. een openbare akkoordprocedure.
 
Bij de besloten akkoordprocedure wordt niet publiek gemaakt dat de schuldenaar of een herstructureringsdeskundige voornemens is om een akkoord aan te bieden en worden alle verzoeken aan de rechter in raadkamer behandeld.
 
Bij de openbare akkoordprocedure wordt daaraan wel publiciteit gegeven door een kennisgeving in het insolventieregister. Voorts volgt inschrijving in het Handelsregister en vindt de behandeling door de rechter in het openbaar plaats.
 
Uitgangspunt
Uitgangspunt voor toepassing van de WHOA is dat de schuldenaar in een toestand verkeert waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij insolvent zal raken. Niet alleen de schuldenaar kan een akkoordprocedure starten, maar ook zijn schuldeisers, aandeelhouders en de binnen de onderneming ingestelde ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging.
 
Het akkoord
Het akkoord kan wijzigingen aanbrengen in de rechten van schuldeisers, dat wil zeggen een wijziging van het recht van een schuldeiser om nakoming door de schuldenaar van de op hem rustende verplichtingen af te dwingen. Het akkoord kan wijzigingen omvatten van de rechten van alle categorieën schuldeisers en aandeelhouders. Dit kan derhalve ook zijn op een aanpassing van de rechten van de preferente en zekerheidsgerechtigde schuldeisers.
 
De WHOA biedt de schuldenaar ook de mogelijkheid om als onderdeel van het akkoord lopende overeenkomsten eenzijdig te beëindigen als de wederpartij niet instemt met een voorgestelde vrijwillige wijziging of beëindiging. Denk bijvoorbeeld aan een huurovereenkomst die als een spreekwoordelijke molensteen rond de nek van de onderneming hangt. Arbeidsovereenkomsten kunnen evenwel niet worden aangepast.
 
De schuldenaar kan bij het aanbieden van het akkoord crediteuren die heel verschillend zijn, indelen in verschillende ‘klassen’ van crediteuren. Te denken valt aan (ongezekerde) handelscrediteuren, (gezekerde) financiers, de fiscus met een voorrangsrecht, aandeelhouders, et cetera. De WHOA biedt een schuldenaar de vrijheid om een akkoord aan te bieden aan één of meerdere klassen crediteuren, en andere crediteuren niet. De andere crediteuren behouden dan hun vorderingen.
Financiers kunnen nieuw geld lenen aan de schuldenaar in het kader van het akkoord en daar zekerheidsrechten voor vestigen. Onder huidig recht zal het verstrekken van zekerheden voor nieuwe leningen in nagenoeg alle gevallen worden gezien als benadeling van crediteuren. Dit is daarop dus een wettelijke uitzondering.
 
Homologatie
Voor homologatie dient een akkoord aan de volgende voorwaarden te voldoen:
1. Het akkoord is nodig: zonder akkoord is het redelijkerwijs aannemelijk dat een faillissement zal volgen, terwijl de onderneming in de kern winstgevend is;
2. het akkoord is haalbaar: de herstructurering is een doordacht plan met kans van slagen;
3. er is in ieder geval één klasse crediteuren door crediteuren die tenminste 2/3 van de waarde van de schulden vertegenwoordigen akkoord gegaan met het voorstel;
4. het akkoord leidt ertoe dat geen van de betrokken klassen crediteuren in een nadeliger positie komt dan in een faillissement; en
5. de ‘waarde’ van het akkoord, bestaande uit de meerwaarde die gecreëerd en/of behouden wordt ten opzichte van een faillissementsscenario, wordt evenredig verdeeld tussen de betrokken crediteuren.
 
Als het akkoord aan deze voorwaarden voldoet, zal de rechter het in beginsel homologeren en wordt het dwingend tegenover de betrokken klassen crediteuren. Tegen een verleende homologatie staat geen hoger beroep open voor benadeelde crediteuren. Met de uitspraak van de rechter is het akkoord een feit en kan de herstructurering worden uitgevoerd.
 
Tenslotte
Of het nieuwe herstructureringsinstrument in een individueel geval geschikt is, hangt van veel feiten en omstandigheden af. Maar ter voorkoming van een faillissement en daarmee vaak teloorgang van (overlevings)kansen van een onderneming, kan een tijdige nadere beoordeling heel zinvol zijn. De adviseurs van Bureau Aard kunnen u daarbij van dienst zijn.

 

De aanzegplicht en de vervaltermijn

Voor werkgevers geldt op grond van de Wet werk en zekerheid een aanzegplicht bij een tijdelijke arbeidsovereenkomst van 6 maanden of langer. De werkgever dient de werknemer uiterlijk 1 maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst schriftelijk aan te geven of de arbeidsovereenkomst wel of niet wordt verlengd.
 
De werkgever die de aanzegplicht niet nakomt is aan de werknemer een aanzegvergoeding verschuldigd. Bij gebreke van aanzegging bedraagt de aanzegvergoeding één maand. Bij gebreke van tijdige opzegging, is de werkgever de aanzegvergoeding naar rato verschuldigd.
 
Ingeval de werkgever de aanzegvergoeding niet voldoet, dan dient de werknemer binnen drie maanden na het moment waarop de aanzegplicht ontstond (in de praktijk twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd) een verzoekschrift in te dienen bij de rechter. Mocht de werknemer nalaten het verzoekschrift tijdig in te dienen, dan is het recht op de aanzegvergoeding vervallen. Het is niet mogelijk deze termijn de stuiten.
 
Mocht u vragen hebben op het gebied van arbeidsrecht, neem dan contact op met één van onze juristen (info@bureau-aard.nl).

 

Bureau Aard breidt uit in Boxmeer en koopt: Steenstraat 72 te Boxmeer

Bureau Aard onderstreept haar positie in de regio Boxmeer met de verwerving van de Steenstraat 72. Een monument in het centrum van Boxmeer, omgeven door winkels, horeca en overige voorzieningen.
 
Het gebouw is omstreeks 1880 gebouwd. In 1924, toen een deel in gebruik was bij Hanzenbank en een deel in gebruik was als sigarenwinkel, kwam het in handen van de eerste generatie Janssen. De derde generatie Janssen, Frans Janssen, heeft laatstelijk “Jansen Den Drêjer Slagerij” in de winkel op de begane grond geëxploiteerd. Het is een gemeentelijk monument.
 

Bureau Aard zal de begane grond verbouwen tot een hedendaagse kantoorruimte, voor haar eigen vestiging in Boxmeer en als ontmoetings- en werkplek voor met Bureau Aard gelieerde ondernemingen. Wim Smits: “deze vestiging is een aanwinst voor Bureau Aard en geeft blijk van het belang van Boxmeer en omgeving voor onze bedrijven”.