Vanaf 2026 verbod op contante betalingen van € 3.000 of meer

Vanaf 1 januari 2026 verandert er iets groots voor ondernemers die contant geld aannemen. Je mag geen contante betalingen van € 3.000 of meer accepteren of doen. Of je nu auto’s, meubels, elektronica of kunst verkoopt: grote bedragen verlopen voortaan digitaal. Contant geld blijft toegestaan tot € 2.999,99, maar alles daarboven gaat via de bank.

Voor veel ondernemers betekent dit een verandering in de dagelijkse praktijk. Maar met een goede voorbereiding maak je de overstap soepel en voorkom je verrassingen.

Waarom de overheid dit verbod invoert

Contant geld speelt nog steeds een rol bij witwassen. Met dit verbod wil de overheid niet alleen de samenleving beschermen, maar ook jou als ondernemer. Je loopt minder risico om onbewust betrokken te raken bij illegale transacties. Bovendien blijft je administratie overzichtelijk en eenvoudig.

 

Het verbod wordt opgenomen in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Voor normaal gebruik van contant geld verandert er niets. Alleen grote transacties moeten vanaf 2026 altijd digitaal.

 

Voor wie geldt het verbod (en voor wie niet)

Het verbod op contante betalingen van € 3.000 of meer geldt voor vrijwel alle handelaren in goederen. Denk aan autohandelaren, juweliers, elektronicazaken, meubelwinkels en kunsthandelaren. Ook tweedehands goederen vallen onder de regels. Het doel is om grote contante transacties binnen commerciële handel beter te reguleren en witwassen te voorkomen.

 

Wie valt er niet onder het verbod?

  • Particulieren die onderling handelen, bijvoorbeeld via Marktplaats of bij de verkoop van persoonlijke spullen. Voor hen blijven contante betalingen van elke omvang toegestaan, zolang er geen sprake is van beroepsmatig handelen.
  • Dienstverleners, zoals kappers, restaurants en reisbureaus, vallen voorlopig nog niet onder het verbod. Vanaf 10 juli 2027 komt er echter een Europese limiet voor contante betalingen van of aan dienstverleners.

 

Specifieke regels voor bepaalde handelaren:

  • Pandhuizen en kunsthandelaren moeten vanaf 2026 alle contante transacties boven de grens via de bank afhandelen.
  • Kunsthandelaren blijven bij bankbetalingen van € 10.000 of meer onder de Wwft-regels vallen: cliëntenonderzoek is verplicht en ongebruikelijke transacties moeten worden gemeld bij FIU-Nederland.
  • Handelaren in edelmetalen, edelstenen en luxe goederen krijgen vanaf 10 juli 2027 aanvullende Europese verplichtingen, naast het verbod op contante betalingen boven € 3.000.
  • Bemiddelaars bij de aan- en verkoop van voertuigen, kunst, antiquiteiten, edelstenen, edelmetalen of sieraden moeten altijd cliëntenonderzoek uitvoeren en ongebruikelijke transacties melden, ongeacht het bedrag of de betaalwijze.

 

Kortom: het verbod richt zich op handelaren in goederen, terwijl particulieren en dienstverleners voorlopig buiten schot blijven. Specifieke sectoren krijgen echter extra verplichtingen bovenop het algemene verbod, en vanaf 2027 komen ook dienstverleners in beeld.

 

Geen betaling opsplitsen

Je mag betalingen niet opsplitsen om onder de grens van € 3.000 te blijven. Een klant die een auto van € 8.100 in drie delen van € 2.700 contant betaalt, overtreedt de regels. Twee personen die samen goud kopen van € 6.000, waarbij één persoon alles contant betaalt, overtreden de regels ook. Grote contante betalingen moeten volledig digitaal verlopen. Daar valt niet over te onderhandelen.

Waar het verbod geldt

Het verbod geldt voor alle contante betalingen die in of vanuit Nederland plaatsvinden. Nederlandse handelaren die ook over de grens verkopen, moeten zich houden aan de nieuwe regels. Buitenlandse handelaren die in Nederland transacties doen, vallen eveneens onder het verbod.

Wat je als ondernemer moet doen

Bereid je nu voor:

  • Zorg dat je digitale betaalmethoden klaarstaan.
  • Informeer medewerkers en klanten over de nieuwe regels.
  • Pas offertes, facturen en interne procedures aan.

Zo verloopt alles vanaf 1 januari 2026 soepel en voorkom je dat je de regels per ongeluk overtreedt.

Klaar voor 2026?

Het verbod op contante betalingen boven € 3.000 is geen kleine wijziging. Het raakt je dagelijkse praktijk én je risico’s. Door nu actie te ondernemen, voorkom je boetes, reputatieschade en gedoe. Zorg dat je processen, betaalmethoden en communicatie op orde zijn.

 

Orde op zaken, zaken op orde – dat is de sleutel om vanaf 2026 veilig, compliant en professioneel te werken.

Het einde van het jaar nadert: stuur nu bij op je WKR en voorkom verrassingen

Het einde van het jaar nadert: stuur nu bij op je WKR en voorkom verrassingen

Het einde van het jaar komt snel dichterbij. Voor werkgevers hét moment om te bekijken hoe je ervoor staat met de werkkostenregeling (WKR). Houd je vrije ruimte over of dreigt juist een overschrijding? Door er nu mee aan de slag te gaan, voorkom je onaangename verrassingen en kun je nog slimme keuzes maken voordat de loonadministratie van 2025 op slot gaat.

 

Wat is de WKR ook alweer?

Binnen de werkkostenregeling mag je als werkgever een deel van de fiscale loonsom gebruiken voor netto vergoedingen en verstrekkingen aan je medewerkers. Dat deel noemen we de vrije ruimte.

In 2025 geldt:

  • 2% van de fiscale loonsom tot € 400.000
  • 1,18% over het meerdere

Overschrijd je deze vrije ruimte, dan betaal je als werkgever 80% eindheffing over het bedrag waarmee je eroverheen gaat. Deze eindheffing moet uiterlijk worden aangegeven in de tweede aangifte loonheffingen van het nieuwe jaar.

 

Waarom juist nu in actie komen?

De WKR is vaak iets waar werkgevers pas in december naar kijken. Maar dan is het te laat om nog te sturen. Door nu inzicht te krijgen in alle vergoedingen en verstrekkingen, kun je nog keuzes maken: slimmer inzetten van budgetten, activiteiten fiscaal gunstiger organiseren of juist vrije ruimte benutten die nog onbenut is.

Of je nu overschrijding wilt voorkomen of juist nog vrije ruimte over hebt, met een paar slimme acties kun je direct verschil maken.

 

Vier praktische tips om slim om te gaan met de WKR in 2025

Tip 1: Organiseer activiteiten op de werkplek

Borrels, teamuitjes en vieringen zijn waardevol voor de teamspirit, maar ze kunnen ook een flinke hap nemen uit de vrije ruimte, zeker als je ze extern organiseert.

Goed nieuws: activiteiten op de werkplek worden fiscaal gunstiger gewaardeerd. Een borrel of etentje op kantoor valt namelijk onder de nihilwaardering, terwijl externe locaties volledig ten laste komen van de vrije ruimte.

 

Ook voor maaltijden op de werkplek geldt een vaste waardering van slechts € 3,95 per werknemer (mits er geen eigen bijdrage is). Kortom: door slim te plannen, houd je meer vrije ruimte over voor andere vergoedingen.

 

Tip 2: Optimaliseer je kostenvergoedingen

Ontvangen je medewerkers een algemene kostenvergoeding? Dan gaat dat vaak ten koste van de vrije ruimte. Als je echter kunt aantonen dat (een deel van) deze vergoeding gericht vrijgesteld is, kun je deze buiten de WKR houden.

Een kostenonderzoek helpt hierbij. Bureau Aard kan ondersteunen bij het analyseren van je vergoedingen en adviseren hoe je deze optimaal kunt inzetten binnen de fiscale kaders.

 

Tip 3: Ruil loonbestanddelen uit

Heb je nog vrije ruimte over? Dan kun je medewerkers de optie bieden om een deel van hun brutoloon uit te ruilen voor een netto vergoeding. Denk aan een fiets, thuiswerkvergoeding of aanvullende reiskosten.

Dit levert medewerkers een direct belastingvoordeel op en kan ook voor jou als werkgever gunstig zijn doordat de loonkosten dalen. Een win-win die bovendien bijdraagt aan aantrekkelijk werkgeverschap.

 

Tip 4: Maak gebruik van de concernregeling

Heb je meerdere ondernemingen binnen één concern? Dan kun je onder voorwaarden de concernregeling toepassen. Hiermee mag je de vrije ruimte van de verschillende vennootschappen onderling salderen.

Heeft de ene vennootschap vrije ruimte over en de andere juist een overschrijding? Dan kun je dit verrekenen en zo besparen op de eindheffing. Zeker bij grotere organisaties kan dit een substantieel fiscaal voordeel opleveren.

 

Samen kijken naar de beste aanpak

De WKR is complex, maar met de juiste aanpak creëer je rust, overzicht en voordeel.
Bureau Aard helpt je om je WKR-positie helder in kaart te brengen en samen te bepalen waar ruimte of risico’s liggen. Vanuit onze geïntegreerde aanpak kijken we niet alleen fiscaal maar ook strategisch naar je arbeidsvoorwaarden.

Zo zorgen we samen voor orde op zaken, zaken op orde, ook in je WKR.

 

Meer weten of samen sparren over jouw WKR?

Neem contact op met ons op. We helpen je graag om ook fiscaal slim en strategisch te starten.

 

 

Vanaf 7 oktober SDE++ subsidie weer aan te vragen

Vanaf 7 oktober 2025 kunnen bedrijven en organisaties opnieuw SDE++-subsidie aanvragen. Deze regeling ondersteunt projecten die duurzame energie opwekken of CO₂-uitstoot verminderen. De overheid stelt dit jaar € 8 miljard beschikbaar.

Belangrijke wijzigingen in 2025

De SDE++ is op meerdere punten aangepast. In de meeste gevallen is geen vergunning voor een technische bouwactiviteit meer nodig. Dat maakt de aanvraag sneller en eenvoudiger.

Ook de regels voor CO₂-opslag zijn ruimer. Ondernemers mogen CO₂ nu ook laten opslaan in enkele landen buiten Nederland. Daarnaast verandert de manier waarop elektriciteit wordt afgerekend: niet meer per uur, maar per kwartier. Zo sluit de regeling beter aan op de Europese elektriciteitsmarkt.

Nieuwe technieken krijgen steun

Dit jaar komt de SDE++ ook beschikbaar voor nieuwe duurzame technieken. U kunt subsidie aanvragen voor:

  • CO₂-afvang uit de lucht (Direct Air Capture)
  • Terugwinning van waterstof uit restafval
  • Innovatieve zonnepanelen met hogere opbrengst of nieuwe toepassingen

De overheid wil hiermee innovatie binnen de energietransitie stimuleren.

Geen subsidie meer voor bepaalde projecten

Voor een aantal technieken stopt de SDE++-steun. Het gaat om:

  • Osmose-installaties
  • Daglichtkassen
  • Waterkrachtinstallaties met een verval van 50 cm of meer
  • Ultradiepe aardwarmte
  • Ketels op B-hout

Deze projecten dragen volgens het ministerie te weinig bij aan de klimaatdoelen of zijn onvoldoende rendabel.

Vergroot uw kans met een adviesgesprek

Wilt u zeker weten dat uw project in aanmerking komt? Dan kunt u vooraf een adviesgesprek aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Een adviseur beoordeelt uw plannen en geeft tips om uw aanvraag te verbeteren.

U kunt het formulier eenvoudig invullen via de website van RVO.

Aanvraagperiode

De SDE++ subsidie kunt u aanvragen van 7 oktober 2025 9.00 uur tot 6 november 2025 17.00 uur.

Aanvragen doet u via www.RVO.nl.

Wacht niet tot het laatste moment, de regeling is populair en het budget vaak snel verdeeld.

Vooruitblik op 2026

Ook in 2026 komt er een nieuwe ronde van de SDE++. De verwachting is dat er dan meer ruimte komt voor warmteopslag en waterstofprojecten.

 

Elektrische auto’s in 2026: hogere bijtelling en minder belastingvoordeel

Elektrisch rijden klinkt aantrekkelijk: geen brandstofkosten, lagere CO₂-uitstoot en fiscale voordelen. Maar wie in 2026 een volledig elektrische auto wil rijden, moet rekening houden met flink hogere kosten. De bijtelling, motorrijtuigenbelasting en BPM veranderen namelijk aanzienlijk.

 

Bijtelling 2026: gelijk aan benzineauto’s

De bijtelling voor de auto van de zaak laat het duidelijk zien: de voordelen verdwijnen. In 2019 betaalde je voor een volledig elektrische auto nog 4% bijtelling (tot een cataloguswaarde van € 50.000). In 2025 is dat 17% tot € 30.000. Vanaf 2026 geldt het reguliere tarief van 22% voor de volledige cataloguswaarde, hetzelfde als voor benzineauto’s.

Wie kosten wil besparen, kan dit jaar nog profiteren van het lagere percentage van 17%. Dat percentage blijft 60 maanden geldig vanaf de eerste dag van de maand na toelating.

 

Motorrijtuigenbelasting: korting slinkt flink

Elektrische auto’s waren tot voor kort volledig vrijgesteld van motorrijtuigenbelasting. In 2025 verviel die vrijstelling, maar dit jaar geldt nog een korting van 75%. In 2026 daalt die korting naar 30%, waardoor eigenaren 70% van het reguliere tarief betalen. Dat is een aanzienlijke stijging.

De korting compenseert deels het extra gewicht van elektrische auto’s maar vanaf 2030 verdwijnt deze volledig. Voor 2026 tot en met 2028 blijft het 30%, in 2029 25%. Op termijn kan de motorrijtuigenbelasting -berekening ook veranderen en gebaseerd worden op voertuigomvang in plaats van gewicht.

 

BPM: elektrische auto’s worden duurder bij aanschaf

Ook de BPM-vrijstelling is sinds 2025 verleden tijd. Voorheen betaalde je bij een elektrische auto niets, omdat de heffing gebaseerd is op CO₂-uitstoot. Nu geldt een vaste voet van € 667 (2025), die jaarlijks wordt aangepast aan de inflatie. In 2026 stijgt het bedrag waarschijnlijk, waardoor de aanschafkosten voor een nieuwe elektrische auto hoger uitvallen.

 

Wat betekent dit voor rijders?

Kortom: wie volgend jaar een volledig elektrische auto wil rijden, ziet hogere bijtelling, minder motorrijtuigenbelasting-korting en een stijgende BPM. Het loont om nog dit jaar een auto op kenteken te zetten om het lagere bijtellingspercentage veilig te stellen en kosten te drukken.

 

Onze adviseurs helpen u graag om de financiële impact te berekenen, zodat u precies weet wat u in 2026 kwijt bent aan uw elektrische auto.

Buitenlands vastgoed en het OWR-formulier: waarom rekenen vóór indienen cruciaal is

Het klinkt aantrekkelijk: met het OWR-formulier (Opgaaf Werkelijk Rendement) laat u zien dat uw werkelijke rendement in box 3 lager is dan het forfaitaire rendement. Minder rendement betekent minder belasting, toch? Maar bij buitenlands vastgoed is dat niet altijd zo. Door de manier waarop de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting wordt berekend, kan het indienen van het formulier zelfs tot een hogere aanslag leiden.

Hoe werkt de aftrek dubbele belasting?

Nederland heft belasting over uw volledige vermogen in box 3, dus ook over vastgoed in het buitenland. Het land waar het vastgoed staat, heft vaak óók belasting. Om dubbele heffing te voorkomen, kent Nederland een aftrek toe.
Die aftrek wordt berekend met een breuk:

  • Teller: het buitenlandse inkomen
  • Noemer: het totale inkomen

Het verschil tussen forfaitair en werkelijk rendement zit in de manier waarop dat buitenlandse inkomen wordt bepaald:

  • Forfaitair rendement: de waarde van het buitenlandse vermogen telt mee, ongeacht of het daadwerkelijk inkomen oplevert.
  • Werkelijk rendement: alleen het feitelijk behaalde inkomen telt mee, zoals huurinkomsten of waardestijgingen.

Wat is forfaitair en werkelijk rendement?

Forfaitair rendement betekent dat de Belastingdienst uitgaat van een verondersteld (fictief) rendement over de waarde van je bezittingen.
Dit geldt ook als je geen echt inkomen ontvangt, je betaalt belasting alsof je een bepaald rendement haalt.

Werkelijk rendement houdt in dat je alleen belasting betaalt over het echt ontvangen inkomen, zoals huur of waardestijgingen van je vastgoed.
Dit kan lager of hoger zijn dan het forfaitaire rendement.

Waar gaat het mis?

Bij vastgoed dat weinig of geen inkomen oplevert, zoals een vakantiehuis dat u zelf gebruikt, kan de teller in de breuk heel klein worden. Daardoor wordt de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting ook veel lager.
Het gevolg: hoewel uw werkelijke rendement lager is, kan de aftrek zó sterk dalen dat u uiteindelijk méér belasting betaalt dan bij het forfaitaire stelsel.

Rekenvoorbeeld: Buitenlands vastgoed en box 3 – verschil tussen forfaitair en werkelijk rendement

Forfaitair rendement

In het forfaitaire stelsel wordt de aftrekbreuk gebaseerd op waarde (rendementsgrondslag), niet op het werkelijke inkomen.

Mila bezit:

  • NL-pand: € 310.000 > Regulier voordeel: € 500 rente + € 10.000 huur + € 15.000 waardestijging
  • Buitenlands pand: € 310.000 > Regulier voordeel: € 5.000 waardestijging

De verhouding voor de aftrekbreuk is dan 5/10e (= 50%). Bij het forfaitaire rendement van de Overbruggingswet wordt deze waarde vermenigvuldigd met het fictieve percentage, en zo ontstaat de aftrek.

Rekenvoorbeeld forfaitair rendement
  • Banktegoeden: € 25.000 × 1,44% = € 360
  • Overige bezittingen (panden): € 620.000 × 6,04% = € 37.448
  • Totaal fictief rendement: € 37.808
  • Rendementspercentage: € 37.808 / € 645.000 = 5,86%
  • Box 3-inkomen: (€ 645.000 – € 57.000 vrijstelling) × 5,86% = € 34.467
  • Box 3-heffing: € 34.467 × 36% = € 12.408

Aftrek dubbele belasting: 50% van € 12.408 = € 6.204

Eindtelling: € 12.408 – € 6.204 = € 6.204 te betalen.

Werkelijk rendement

Sinds de Wet tegenbewijsregeling box 3 mag je aantonen dat je werkelijke rendement lager is dan het fictieve. Hierbij tellen zowel huur/rente (regulier voordeel) als waardestijgingen (vermogensaanwas).

Mila bezit:

  • Regulier voordeel NL: € 500 rente + € 10.000 huur = € 10.500
  • Waardestijging panden: NL € 15.000, buitenland € 5.000 → €000
  • Totaal werkelijk rendement: € 30.500
  • Box 3-heffing: € 30.500 × 36% = € 10.980
Rekenvoorbeeld werkelijk rendement
  • Wereldinkomen: € 30.500
  • Buitenlands aandeel: € 5.000 (16,4%)

Aftrek dubbele belasting: 16,4% van € 10.980 ≈ € 1.800

Eindtotaal: € 10.980 – € 1.800 = € 9.180 te betalen.

Belangrijk verschil:
  • Forfaitair → buitenlandse waarde telt volledig mee in de aftrekbreuk → hogere aftrek.
  • Werkelijk → alleen buitenlands inkomen telt mee → vaak lagere aftrek. Dat kan ertoe leiden dat de overstap naar werkelijk rendement juist méér belasting kost bij buitenlands vastgoed.

Let op: het kan ook andersom zijn. Als het werkelijk rendement in het buitenland juist hoger is dan het forfaitaire fictieve rendement, kan de overstap naar de werkelijke berekening juist leiden tot een lagere belastingdruk. Daarom is het vooraf goed doorrekenen van beide methoden essentieel om verrassingen te voorkomen.

Wat zegt de Belastingdienst?

In de toelichting bij het OWR-formulier staat: “Insturen van dit formulier leidt nooit tot een hogere aanslag.” Dit klopt in de zin dat de berekening van de box 3-heffing zelf niet hoger wordt dan het forfaitaire stelsel. Maar de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is een aparte stap in de berekening. Daar kan het effect wél negatief uitpakken.

Conclusie

Wie buitenlands vastgoed bezit, moet niet alleen kijken naar het rendement, maar ook naar het effect op de aftrek dubbele belasting. Een lagere rendementsgrondslag kan leiden tot een lagere aftrek, waardoor het voordeel verdwijnt. Met een goede berekening voorkomt u dat een belastingvoordeel verandert in een financiële tegenvaller.

Onze adviseurs helpen u graag bij het doorrekenen van beide scenario’s, zodat u precies weet wat in uw situatie het meest gunstig is.

Kruidvat heropent in winkelcentrum De Kerverij

Met trots verwelkomen wij Kruidvat in winkelcentrum De Kerverij. Na een korte verbouwingsperiode heeft de populaire drogisterijketen haar deuren geopend op de kopse kant van het winkelcentrum, tegenover C&A. De nieuwe winkel is klaar om het winkelend publiek in Valkenswaard te voorzien van aantrekkelijke aanbiedingen en een vertrouwd assortiment.

 

De nieuwe locatie beslaat 588 vierkante meter en neemt deels de ruimte in waar HEMA tijdelijk gevestigd was. Nu HEMA is teruggekeerd naar haar oude locatie aan de Eindhovenseweg, kwam de ruimte vrij. Deze unit is opgesplitst in twee delen, waarvan Kruidvat nu één helft in gebruik neemt. Het andere deel, tussen Kruidvat en Action, is momenteel nog beschikbaar voor verhuur.

 

De komst van Kruidvat past binnen onze bredere ambitie om De Kerverij als toekomstbestendig en aantrekkelijk winkelcentrum te blijven ontwikkelen. Sinds de overname van De Kerverij in 2022 werkt Bureau Aard aan een duurzame herpositionering van het winkelcentrum. Wij investeren in de juiste mix van landelijke ketens en lokale ondernemers, met oog voor de behoeften van bewoners en bezoekers uit Valkenswaard en omstreken.

 

De heropening van Kruidvat betekent een waardevolle toevoeging aan het winkelaanbod en zorgt voor nog meer levendigheid in deze centrale passage. Wij danken RSP Makelaars voor hun bemiddeling namens verhuurder De Kerverij BV en wensen het team van Kruidvat veel succes op hun nieuwe locatie!

Herstel box 3 van start: dien op tijd uw werkelijke rendement in via het nieuwe formulier

Op 11 juli 2025 heeft de Belastingdienst het formulier voor het opgeven van het werkelijk rendement in box 3 beschikbaar gesteld via mijn.belastingdienst.nl. Daarmee is de volgende stap gezet in de afwikkeling van het box 3-dossier, dat voortvloeit uit de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 over het zogenoemde Kerstarrest. De Hoge Raad stelde dat het belastingtarief in box 3 te hoog was.

 

Vanaf deze datum kunnen belastingplichtigen hun werkelijke rendement opgeven voor de belastingjaren 2022 en 2023. De verwerking van deze gegevens zal plaatsvinden op volgorde van verzonden brieven door de Belastingdienst.

Wat is er besloten?

De Staatssecretaris van Financiën heeft aangekondigd dat het formulier ‘Opgaaf Werkelijk Rendement box 3’ per direct beschikbaar is voor belastingplichtigen. De Belastingdienst zal vanaf 17 juli 2025 gefaseerd brieven versturen met instructies voor het invullen van het formulier. Deze brief bevat volgens de Staatssecretaris “belangrijke informatie die nodig is voor het invullen van het formulier”.

 

De opgaaf wordt als volgt gefaseerd:

  • Vanaf juli 2025: brieven voor belastingjaar 2022;
  • Vanaf september 2025: brieven voor belastingjaar 2023;
  • Tussen 17 juli en 30 september 2025: brieven aan belastingplichtigen die bezwaar hebben gemaakt over eerdere jaren.

Wat betekent dit voor belastingbetalers?

Indienen van het formulier

Het formulier is toegankelijk via het portaal van de Belastingdienst. Na het inloggen verschijnt onder het relevante belastingjaar de optie ‘Mijn werkelijk rendement box 3 opgeven’. Het formulier kan ook zonder ontvangst van de brief al ingevuld worden, maar de Belastingdienst verwerkt de gegevens pas op volgorde van verzonden brieven.

Termijnen voor indiening

De termijn voor het indienen van het formulier is afhankelijk van wie de aangifte heeft verzorgd:

  • 12 weken na dagtekening van de brief bij eigen aangifte;
  • 26 weken na dagtekening van de brief bij aangifte via een adviseur.

Het is daarom van belang om de ontvangst van de brief zorgvuldig te registreren en de bijbehorende deadline actief te bewaken. Wacht niet af en controleer uw situatie. Bespreek de mogelijkheden indien nodig met uw belastingadviseur en zorg dat u het formulier voor het werkelijk rendement uit box 3 tijdig indient. Op die manier voorkomt u dat u belasting betaalt over rendement dat u in de praktijk niet heeft behaald.

Softwareleveranciers nog niet gereed

Op dit moment is het niet mogelijk om het formulier via commerciële aangiftesoftware (zoals Nextens, AFAS of Exact) in te dienen. Verwacht wordt dat deze aanbieders hun pakketten begin augustus 2025 aanpassen, zodat ook adviseurs de opgaaf digitaal kunnen verwerken.

Behandeling door de Belastingdienst

De Belastingdienst start in het najaar van 2025 met de verwerking van de ingediende formulieren. De eerste herziene aanslagen worden vanaf eind 2025 verwacht. Tot die tijd vindt er geen inhoudelijke beoordeling plaats en blijft het voorlopig onzeker welke fiscale correctie volgt op basis van de opgegeven gegevens.

 

De regeling rondom het werkelijk rendement in box 3 vraagt om overzicht, timing en een zorgvuldige aanpak. Door nu orde op zaken te stellen, zorgen we ervoor dat zaken op orde zijn zodra de Belastingdienst begint met verwerken.

 

Heeft u vragen, wilt u sparren over een specifieke situatie of zoekt u ondersteuning bij de aanpak in uw praktijk? De adviseurs van Bureau Aard Adviseurs denken graag met u mee.

Een eigen woning met overwaarde verkopen, wat betekent dat voor u?

Bij de verkoop van een eigen woning kan worden vastgesteld dat de verkoopprijs hoger is dan de nog openstaande hypotheekschuld. Dit verschil wordt aangeduid als overwaarde. De overwaarde wordt in principe belastingvrij behandeld, maar kan wel gevolgen hebben voor de financiële situatie bij de aankoop van een nieuwe woning. Zo wordt bij het behoud van het recht op hypotheekrenteaftrek onder andere rekening gehouden met de bijleenregeling. In dit artikel wordt uitgelegd wat de bijleenregeling precies inhoudt en welke belangrijke fiscale aandachtspunten in 2025 in acht moeten worden genomen.

De bijleenregeling in 2025

De bijleenregeling geeft aan hoe met de overwaarde van een woning moet worden omgegaan bij de aankoop van een nieuwe woning. Overwaarde wordt gezien als het verschil tussen de verkoopprijs van de woning en de resterende hypotheekschuld. Deze overwaarde moet worden gebruikt als eigen middelen bij de financiering van de nieuwe woning.

Indien de overwaarde niet wordt ingezet voor (een deel van) de financiering van de nieuwe woning, vervalt het recht op hypotheekrenteaftrek over het bedrag dat niet is ingebracht. Dit houdt in dat geen renteaftrek meer wordt verleend over het deel van de hypotheek dat hoger is dan de aankoopprijs van de nieuwe woning minus de overwaarde.

Geldigheidstermijn van drie jaar

De werking van de bijleenregeling is wettelijk beperkt tot een termijn van drie jaar, gerekend vanaf het moment van verkoop van de eigen woning. Binnen deze termijn wordt verwacht dat de overwaarde wordt aangewend voor de aankoop van een nieuwe eigen woning. Indien dit gebeurt, blijft het recht op volledige hypotheekrenteaftrek behouden, op voorwaarde dat aan de overige fiscale voorwaarden wordt voldaan.

Wanneer echter pas ná deze periode van drie jaar een nieuwe woning wordt aangeschaft, vervalt de verplichting tot herinvestering van de eerder gerealiseerde overwaarde. De overwaarde wordt in dat geval fiscaal niet langer aangemerkt als beschikbare eigen middelen voor de financiering van de nieuwe woning. Hierdoor kan de volledige hypotheek die voor de nieuwe woning wordt afgesloten, in aanmerking komen voor hypotheekrenteaftrek, mits deze voldoet aan de vereisten zoals gesteld in de Wet Inkomstenbelasting 2001 (zoals annuïtaire aflossing en het afsluiten binnen de toegestane renteaftrekperiode van 30 jaar).

 

Let op:

De termijn van drie jaar wordt nauwkeurig toegepast door de Belastingdienst. Hierbij wordt gerekend vanaf de juridische levering van de verkochte woning tot de juridische levering van de nieuwe woning. Dit betekent dat niet wordt gekeken naar de verkoopdatum of het tekenen van het koopcontract, maar naar de datum waarop de woning officieel bij de notaris is overgedragen.

Het feit dat de overwaarde tijdelijk apart wordt gezet op een spaar- of beleggingsrekening, heeft geen invloed op deze termijn. Ook wanneer het bedrag ongewijzigd beschikbaar blijft, vervalt de koppeling automatisch zodra de driejaarstermijn verstreken is. Na afloop van de driejaarstermijn vervalt de koppeling automatisch, ongeacht of de overwaarde is behouden of besteed.

 

Voorbeeld:

Een woning wordt in maart 2022 verkocht met een overwaarde van € 100.000. Wanneer uiterlijk in maart 2025 een nieuwe woning wordt gekocht, moet dit bedrag worden ingebracht in de financiering van de nieuwe woning om volledig recht op renteaftrek te behouden. Wordt de nieuwe woning pas in april 2025 gekocht, dan hoeft de overwaarde niet langer verplicht te worden gebruikt. In dat geval kan de volledige aankoop worden gefinancierd met een nieuwe hypotheek, waarop de rente aftrekbaar is, mits aan de overige fiscale voorwaarden wordt voldaan.

Bijzondere situaties

In bijzondere gevallen, zoals bij echtscheiding, overlijden of schenking van een woning binnen de familie, kunnen aanvullende fiscale regels van toepassing zijn. In dergelijke situaties wordt aangeraden om tijdig professioneel advies in te winnen. Onze adviseurs van Bureau Aard staan klaar om orde op zaken en zaken op orde te stellen.

Gevolg van de bijleenregeling

Wanneer de overwaarde die is ontstaan bij de verkoop van een woning niet wordt gebruikt voor de aankoop van een nieuwe woning, vervalt het recht op hypotheekrenteaftrek over datzelfde bedrag. De Belastingdienst beschouwt dit deel van de nieuwe hypotheek dan niet als ‘eigenwoningschuld’, maar als een lening die buiten de fiscale aftrek valt. Dit kan leiden tot hogere netto maandlasten, omdat de hypotheekrente over dat deel niet aftrekbaar is in box 1.

Een goede voorbereiding en een juiste toepassing van de bijleenregeling kunnen dit voorkomen.

 

Voorbeeld:

  • Een woning wordt verkocht voor € 500.000. De resterende hypotheek bedraagt € 350.000. Er ontstaat dus een overwaarde van € 150.000.
  • Binnen één jaar wordt een nieuwe woning gekocht voor € 600.000. De koper sluit hiervoor een hypotheek af van € 600.000, zonder de overwaarde in te brengen.

Gevolg:
De eerste € 150.000 van deze nieuwe hypotheek komt niet in aanmerking voor hypotheekrenteaftrek, omdat de overwaarde niet is gebruikt voor de financiering. Alleen over de resterende € 450.000 mag de rente worden afgetrokken.

 

Als de maandlasten op jaarbasis bijvoorbeeld € 24.000 aan rente bedragen, kan slechts een deel daarvan fiscaal worden afgetrokken. Dit resulteert in een lagere belastingteruggave en daarmee in hogere netto lasten.

Overwaarde en belasting in box 3

Wordt de overwaarde na verkoop van een woning (tijdelijk) niet gebruikt voor de aankoop van een nieuwe woning? Dan wordt het bedrag door de Belastingdienst gezien als belastbaar vermogen in box 3 (sparen en beleggen).

In 2025 geldt een vrijstelling van € 57.000 per persoon, of € 114.000 voor fiscale partners. Komt het totale vermogen daarboven, dan wordt het meerdere belast op basis van een forfaitair rendement. Voor spaargeld in 2025 geldt (vooralsnog) een fictief rendement van 1,44%, voor beleggingen en overige bezittingen 5,88%. Over dit rendement wordt 36% belasting geheven.

Contact Bureau Aard

Vragen over de bijleenregeling of overwaarde van uw woning? De adviseurs van Bureau Aard denken graag met u mee. Neem gerust contact op voor een persoonlijk adviesgesprek.

Massaal bezwaar belastingrente uitgebreid naar inkomstenbelasting en meer

Op 8 mei 2025 is bekendgemaakt dat de bezwaren tegen de belastingrente in de inkomstenbelasting (IB) en andere belastingmiddelen zijn aangewezen als massaal bezwaar. Deze aanwijzing is gebaseerd op artikel 25c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en is ingegeven door de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 7 november 2024. In deze uitspraak werd geoordeeld dat het belastingrentepercentage voor de vennootschapsbelasting in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Op basis van diezelfde argumentatie wordt nu ook de belastingrente in andere belastingsoorten ter discussie gesteld.

Maar wat houdt deze aanwijzing precies in, welke gevolgen heeft dit voor belastingbetalers, en hoe werkt de massaal bezwaarprocedure bij deze nieuwe uitbreiding?

Wat is er besloten?

Door de Staatssecretaris van Financiën is besloten om de bezwaren tegen belastingrente die vanaf 1 oktober 2020 in rekening is gebracht voor diverse belastingen aan te wijzen als massaal bezwaar. De betreffende belastingmiddelen zijn onder andere:

  • Inkomstenbelasting
  • Erfbelasting
  • Loonbelasting
  • Dividendbelasting
  • Omzetbelasting
  • Overdrachtsbelasting
  • BPM
  • Accijnzen
  • Milieubelastingen

De bezwaren hebben uitsluitend betrekking op de hoogte van de belastingrente zoals vastgesteld op basis van het Besluit belasting- en invorderingsrente (Besluit BIR), zowel vóór als na 1 januari 2024.

Wat betekent dit voor belastingbetalers?

  1. Individueel bezwaar blijft noodzakelijk

Hoewel sprake is van een massaal bezwaarprocedure, moet voor elke aanslag individueel bezwaar worden gemaakt. Zonder tijdig ingediend bezwaar wordt niet deelgenomen aan de procedure. De zogenoemde “massaal bezwaar plus”-regeling is niet van toepassing.

 

  1. Voorlopige aanslagen vragen om een andere aanpak

Tegen een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting kan geen bezwaar worden gemaakt. In plaats daarvan moet een verzoek tot herziening worden ingediend. Pas wanneer dit verzoek wordt afgewezen, kan bezwaar worden gemaakt. Deze werkwijze is gebaseerd op artikel 9.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

 

  1. Strikte termijnen

Het verzoek om herziening moet worden ingediend binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag waarmee de voorlopige aanslag wordt verrekend. Voor de afwijzing van een herzieningsverzoek kan een langere bezwaartermijn gelden, afhankelijk van het moment van afgifte van de beschikking. Bij definitieve aanslagen geldt een bezwaartermijn van zes weken.

 

  1. Gemengde bezwaren moeten worden gespecificeerd

Wanneer in het bezwaarschrift ook andere gronden worden aangevoerd, zoals een geschil over de belastinggrondslag, dan wordt het bezwaar deels individueel en deels collectief behandeld. De Belastingdienst verzoekt om expliciet aan te geven of sprake is van een gemengd bezwaar.

 

  1. Standaardformulieren zijn beschikbaar

Voor het opstellen van bezwaarschriften en verzoeken om herziening zijn standaarddocumenten beschikbaar gesteld op het ledengedeelte van de website van het Register Belastingadviseurs.

 

  1. Digitale indiening heeft de voorkeur

De Belastingdienst vraagt om bezwaar zoveel mogelijk digitaal in te dienen, bijvoorbeeld via Digipoort. Dit bevordert een snellere en efficiëntere verwerking van de ingediende stukken.

Wat zijn de gevolgen voor de komende jaren?

Voor de vennootschapsbelasting werd al eerder geoordeeld dat de rente van 8% te hoog was. Inmiddels is het rentepercentage in 2024 verhoogd naar 10% en in 2025 met 1%-punt verlaagd naar 9%. Ook voor andere belastingmiddelen geldt sinds 2024 een rente van 7,5%, die in 2025 is verlaagd naar 6,5%.

Het is nog onduidelijk of de uitspraak van de rechtbank ook directe gevolgen zal hebben voor de belastingrente in andere belastingsoorten, maar met de aanwijzing als massaal bezwaar is de basis daarvoor nu wel gelegd.

Wat als de bezwaartermijn is verstreken?

Indien geen bezwaar is gemaakt binnen de gestelde termijn van zes weken, is deelname aan de massaal bezwaarprocedure in principe uitgesloten. Toch bestaan er enkele mogelijkheden om alsnog in actie te komen:

  1. Ambtshalve vermindering aanvragen
    Wanneer de bezwaartermijn is verstreken, kan een verzoek om ambtshalve vermindering worden ingediend. Dit is mogelijk tot vijf jaar na afloop van het belastingjaar waarop de aanslag betrekking heeft. De Belastingdienst beoordeelt dan of er aanleiding bestaat om de aanslag of belastingrente alsnog te corrigeren. Let op: dit is een discretionaire bevoegdheid; toekenning is niet gegarandeerd.

 

  1. Verschoonbare termijnoverschrijding
    In uitzonderlijke gevallen kan een te laat ingediend bezwaar alsnog ontvankelijk worden verklaard, bijvoorbeeld bij ziekte, overmacht of wanneer de belastingplichtige de aanslag niet tijdig heeft ontvangen. De bewijslast ligt hierbij bij de belastingplichtige.

 

  1. Nieuwe of herziene voorlopige aanslag
    Als het om een voorlopige aanslag gaat en een latere (definitieve) aanslag volgt, bestaat mogelijk opnieuw gelegenheid tot herziening of bezwaar. Ook dan kan de belastingrente opnieuw worden beoordeeld.

Actiepunt: tijdig bezwaar maken of herziening aanvragen

Belastingplichtigen die bezwaar willen maken tegen de belastingrente, dienen dit binnen zes weken te doen na de dagtekening van de aanslag of de beschikking op het herzieningsverzoek. Bij voorlopige aanslagen moet dus eerst een verzoek om herziening worden ingediend. Let op dat bij een voorlopige aanslag de rente vaak al is inbegrepen.

 

Voor meer informatie over het ontstaan van deze procedure en de relevante uitspraak, zie ons eerdere artikel:

👉 Belastingrente vennootschapsbelasting: massaal bezwaar na uitspraak rechtbank

 

Heeft u hulp nodig bij het opstellen of indienen van een bezwaarschrift? Onze adviseurs staan voor u klaar om u hierbij te ondersteunen.

Belastingvrij schenken in 2025, hoe zit dat?

Schenken kan een effectieve manier zijn om vermogen over te dragen binnen de familie of aan derden. In 2025 blijven diverse belastingvrije mogelijkheden bestaan, afhankelijk van de aard van de relatie. Dit artikel biedt inzicht in de actuele vrijstellingen en schenkbelastingtarieven.

Vrijstellingen in 2025

In 2025 geldt voor een schenking aan een kind een jaarlijkse vrijstelling van € 6.713. Voor schenkingen aan andere personen, waaronder kleinkinderen, familieleden of derden, is een algemene vrijstelling van € 2.690 van toepassing.

Let op: Indien beide ouders een schenking doen aan een kind, wordt dit aangemerkt als één gezamenlijke schenking. Dit geldt ook wanneer de ouders niet meer samen zijn.

Vrijstelling per kalenderjaar

De genoemde vrijstellingen gelden per kalenderjaar. Een schenking die in december 2024 wordt gedaan, bijvoorbeeld rond de feestdagen, staat los van een schenking die in januari 2025 wordt gedaan. Beide kunnen afzonderlijk onder de vrijstelling vallen.

Schenking aan kleinkinderen

Voor kleinkinderen geldt in 2025 geen specifieke verhoogde vrijstelling, zoals die voor kinderen wél bestaat. In plaats daarvan kan slechts gebruik worden gemaakt van de algemene vrijstelling van € 2.690 per jaar. Wanneer dit bedrag wordt overschreden, is over het meerdere schenkbelasting verschuldigd. De belastingtarieven voor kleinkinderen zijn als volgt:

  • Over het bedrag tot € 154.197: 18%
  • Over het meerdere: 36%

Tarieven schenkbelasting

Wanneer de schenking hoger is dan de vrijstelling, wordt schenkbelasting geheven over het meerdere. De tarieven verschillen per groep:

Kinderen:

  • Tot € 154.197: 10%
  • Boven € 154.197: 20%

Kleinkinderen:

  • Tot € 154.197: 18%
  • Boven € 154.197: 36%

Derden (zoals broers, zussen, neven, nichten, vrienden):

  • Tot € 154.197: 30%
  • Boven € 154.197: 40%

Schenking vrij van recht

In beginsel wordt de schenkbelasting betaald door de ontvanger. Er kan echter worden gekozen voor een schenking vrij van recht, waarbij de schenker de belasting voor zijn rekening neemt. In dat geval wordt de betaalde belasting als extra schenking aangemerkt, waardoor het bedrag aan schenkbelasting toeneemt.

Eenmalig verhoogde vrijstellingen voor kinderen

Voor kinderen geldt in 2025 wél een standaard jaarlijkse vrijstelling van € 6.713. Daarnaast is er een eenmalig verhoogde vrijstelling voor kinderen tussen de 18 en 40 jaar. Deze bedraagt:

  • € 32.195 bij een schenking voor algemeen gebruik
  • € 67.064 indien de schenking aantoonbaar wordt gebruikt voor een dure studie

Deze verhoogde vrijstellingen kunnen slechts één keer worden benut en onder specifieke voorwaarden. Door hier zorgvuldig gebruik van te maken, kan een aanzienlijk bedrag belastingvrij aan kinderen worden overgedragen.

Algemene vrijstelling voor anderen

De jaarlijkse vrijstelling voor alle andere personen bedraagt in 2025 € 2.690. Hierbij maakt het geen verschil of de schenker een grootouder, oom, tante, broer, zus, vriend of een niet-verwante derde is. Zolang het bedrag onder deze grens blijft, is er geen schenkbelasting verschuldigd. Bij overschrijding zijn, afhankelijk van de relatie, de hogere belastingtarieven van toepassing (30% en 40%).

Moet er aangifte schenkbelasting worden gedaan?

Indien een schenking binnen de jaarlijkse vrijstelling blijft, hoeft er geen aangifte schenkbelasting te worden gedaan. In dat geval hoeft de Belastingdienst niet op de hoogte te worden gebracht. Denk bijvoorbeeld aan een schenking van € 2.000 aan een kleinkind of € 5.000 aan een kind – beide vallen binnen de vrijstellingen van 2025.

In welke gevallen is aangifte wél verplicht?

Aangifte moet worden gedaan als:

  • De schenking boven de vrijstelling uitkomt
  • Er gebruik wordt gemaakt van een eenmalig verhoogde vrijstelling voor kinderen
  • De schenking vrij van recht wordt gedaan (waarbij de belasting door de schenker wordt betaald)
  • Er sprake is van een notariële akte, waarbij aanvullende gegevens door de Belastingdienst worden gevraagd

Tip: Het is verstandig om de schenking schriftelijk vast te leggen, zelfs als aangifte niet nodig is. Op deze manier worden onduidelijkheden of discussies in de toekomst voorkomen, vooral als er meerdere schenkingen binnen een familie plaatsvinden.

Schenken kort voor overlijden

Schenken wordt vaak gebruikt om de omvang van een nalatenschap te verkleinen en zo erfbelasting te beperken. Dit kan effectief zijn, maar er moet rekening worden gehouden met de 180-dagenregeling.

Wanneer een schenking binnen 180 dagen vóór het overlijden van de schenker wordt gedaan, wordt deze alsnog bij de nalatenschap opgeteld. De waarde van de schenking wordt dan behandeld alsof de schenking niet heeft plaatsgevonden. Dit voorkomt dat belastingontwijking plaatsvindt door schenkingen vlak voor het overlijden.

Aangifte en verrekening van belasting

Als de schenking het bedrag van de vrijstelling overschrijdt, zal aangifte schenkbelasting moeten worden gedaan. Wanneer de schenker vervolgens binnen 180 dagen overlijdt, wordt er zowel schenkbelasting als erfbelasting over hetzelfde bedrag verschuldigd.

Om dubbele belasting te voorkomen, wordt bij de aangifte voor de erfbelasting een evenredig deel van de eerder betaalde schenkbelasting in mindering gebracht op de verschuldigde erfbelasting.

Let op: Deze regeling is niet van toepassing op schenkingen die gebruikmaken van de eenmalig verhoogde vrijstelling voor kinderen, zoals bij schenkingen voor een studie of woning.

Contact Bureau Aard 
Heeft u vragen of bent u op zoek naar een passend advies? Onze adviseurs staan voor u klaar! Neem gerust contact met ons op.