De modelovereenkomst vrije vervanging vervalt per 1 januari 2024.

De wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (wet DBA) zorgt ervoor dat de opdrachtgever en de opdrachtnemer (ZZP’er) samen verantwoordelijk zijn voor de fiscale gevolgen van hun rechtsverhouding. Zij moeten dus samen bepalen hoe zij hun rechtsverhouding invullen: als dienstbetrekking (loondienst) of niet als dienstbetrekking. In dat laatste geval is het verstandig voor de vastlegging van de rechtsverhouding gebruik te maken van een door de belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst. Maar let op: de goedkeuring van de modelovereenkomst die is gebaseerd op de vrije vervanging vervalt per 1 januari 2024.

 

Op 24 maart 2023 oordeelde de Hoge Raad dat de bezorgers van Deliveroo werken op basis van een arbeidsovereenkomst. Of sprake is van een arbeidsovereenkomst hangt af van alle omstandigheden van het geval, aldus de Hoge Raad. Zo is bijvoorbeeld de verplichting om de arbeid persoonlijk uit te voeren, één van de elementen die van belang zou kunnen zijn bij de beoordeling van de arbeidsrelatie. Het is echter niet doorslaggevend, zo blijkt uit de uitspraak. Het arrest heeft impact om de modelovereenkomst vrije vervanging. In de modelovereenkomst staat dat de opdrachtnemer zich vrijelijk mag laten vervangen zonder dat sprake is van een dienstbetrekking. De Belastingdienst heeft besloten om de goedkeuring van deze modelovereenkomst in te trekken per 1 januari 2024. Op deze wijze hebben partijen die werken op basis van de modelovereenkomst vrije vervanging de tijd om het een en ander te beoordelen en aan te passen.

 

Hulp nodig bij het vastleggen van de afspraken met uw opdrachtgever of opdrachtnemer of bij de (her)beoordeling van bestaande contracten? Neem vrijblijvend contact met ons op en ervaar wat wij kunnen betekenen.

Wet open overheid

De “Wet open overheid” (Woo) heeft tot doel de overheid transparanter en toegankelijker te maken. De Woo is bedoeld om ervoor te zorgen dat overheidsinformatie gemakkelijker beschikbaar wordt gesteld aan burgers, bedrijven en andere belanghebbenden.

 

Actieve Openbaarmaking: Onder de Woo moet de overheid proactief informatie publiceren. Dit betekent dat de overheid informatie actief beschikbaar moet stellen aan het publiek zonder dat daar een specifiek verzoek voor nodig is. Dit kan variëren van beleidsdocumenten en vergunningen tot begrotingen en jaarverslagen.

 

Toegang tot Bestuurlijke Documenten: Burgers hebben het recht om toegang te krijgen tot bestuurlijke documenten van de overheid. Dit betekent dat individuen verzoeken kunnen indienen om specifieke overheidsinformatie te verkrijgen. De overheid moet dergelijke verzoeken serieus nemen en de gevraagde informatie verstrekken, tenzij er wettelijke uitzonderingen van toepassing zijn.

 

Transparantie in Besluitvorming: De Woo beoogt ook transparantie in de besluitvorming van de overheid. Dit betekent dat de overheid informatie moet verstrekken over hoe beslissingen worden genomen, welke belangen worden afgewogen en welke argumenten worden gebruikt bij het nemen van beleidsbeslissingen.

 

Open Data: De Woo moedigt ook het gebruik van open data aan. Overheidsinstanties worden aangemoedigd om datasets en informatie vrij beschikbaar te stellen in een machineleesbaar formaat, zodat deze gemakkelijk kunnen worden geanalyseerd en hergebruikt door burgers, onderzoekers en bedrijven.

 

Privacy en Veiligheid: Hoewel de Woo streeft naar meer transparantie, moeten overheidsinstanties ook de privacy van individuen beschermen en gevoelige informatie veilig houden. Dit betekent dat niet alle informatie zonder meer openbaar kan worden gemaakt, vooral als dit de privacy van personen in gevaar kan brengen of de nationale veiligheid kan schaden.

 

In de praktijk betekent de Wet open overheid dat de overheid meer verantwoording moet afleggen aan het publiek en dat burgers gemakkelijker toegang kunnen krijgen tot informatie over hoe de overheid functioneert en beslissingen neemt. Het doel is om de democratische participatie te bevorderen, corruptie te bestrijden en het vertrouwen van de burgers in de overheid te vergroten.

 

Mocht u overwegen een bestuursorgaan te vragen om afgifte van informatie of mocht u na zo’n verzoek geen u conveniërende reactie ontvangen en wenst u daarin niet te berusten, neem dan contact op met ons op voor advies.

De beëindiging van een besloten vennootschap en de tijdelijke wet transparantie turboliquidatie

Eerder publiceerden wij een bijdrage over de beëindiging van een besloten vennootschap (BV). Met de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie, die op 15 november 2023 in werking treedt, kent de turboliquidatie bijkomende (vorm)voorschriften en aandachtspunten. Die hebben wij verwerkt in onderstaand geactualiseerde toelichting.

 

De ontbinding
Een BV kan worden ontbonden door een formeel besluit van de aandeelhouders, tenzij de statuten bepalen dat een ander orgaan het besluit moet nemen (artikel 2:19 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW)).

 

Na het besluit tot ontbinding bestaat de BV nog steeds (artikel 2:19 lid 5 BW). De BV blijft voortbestaan voor zover dit tot vereffening van het vermogen van de BV nodig is. De BV moet vanaf het moment van de ontbinding (ofwel de aanvang van de vereffening) in alle stukken en aankondigingen die van de BV uitgaan, aan de naam van de BV toevoegen “in liquidatie”. De BV is pas opgehouden te bestaan als het vermogen van de vennootschap is vereffend. Het bestuur is in de regel belast met de vereffening van het vermogen van de vennootschap die is ontbonden. De statuten kunnen ook een ander persoon als vereffenaar aanwijzen. De vereffenaar inventariseert allereerst de aanwezige baten en lasten. Het aanwezige vermogen moet te gelden worden gemaakt.

 

In het geval de baten hoger zijn dan (of gelijk zijn aan) de schulden, dan zal de vereffenaar een plan van verdeling opstellen. Dat plan wordt gedurende twee maanden ter inzage gelegd bij het Handelsregister. De vereffenaar maakt bekend tot welke datum het plan van verdeling ter inzage ligt. Dit kan door middel van een kennisgeving in een landelijk dagblad en de Staatscourant. Vanaf het moment van kennisgeving en gedurende de inzagetermijn kan met een verzoekschrift verzet worden ingesteld tegen het plan van verdeling. Na het ongebruikt verstrijken van de termijn wordt uitvoering gegeven aan het plan. De schulden worden betaald, de vereffenaar legt rekening en verantwoording af en het (eventuele) resterende vermogen wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders, tenzij de statuten anders bepalen. Nadat de vennootschap is vereffend houdt deze op te bestaan en kan zij worden uitgeschreven uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

 

Als de schulden hoger zijn dan het vermogen ontstaat er een probleem. In dat geval is de vereffenaar verplicht om ofwel een akkoord aan te bieden aan de schuldeisers, ofwel het faillissement aan te vragen van de vennootschap. Wordt er geen akkoord aangeboden of geen faillissement aangevraagd, dan kan de vereffenaar persoonlijk aansprakelijk worden gesteld.

 

Ook kan zich de situatie voordoen dat er geen baten zijn, maar alleen schulden. De vereffeningsfase hoeft niet te worden doorlopen, omdat er geen vermogen is dat kan worden vereffend. In deze situatie is sprake van een turboliquidatie. Die komt hierna aan bod.

 

De turboliquidatie
Een turboliquidatie is een snelle en goedkope manier om een vennootschap te ontbinden. Een ander bijkomend voordeel is dat er geen kennisgeving in een landelijk dagblad of Staatscourant hoeft te worden gedaan. De turbo-liquidatie vindt de grondslag in artikel 2:19 lid 4 BW.

 

Turboliquidatie is alleen mogelijk indien de vennootschap geen baten heeft. Let op: het is echter niet toegestaan om kort voor de liquidatie vermogen te onttrekken aan de vennootschap of selectieve betalingen te doen aan schuldeisers (om de voor turbo-liquidatie vereiste vermogenstoestand te bewerkstelligen). Doet het bestuur dat wel, dan kan het bestuur persoonlijk aansprakelijk worden gesteld.

 

Voor een succesvolle turboliquidatie is verder vereist dat de doorlopende verplichtingen, zoals bijvoorbeeld een huurovereenkomst, op de juiste wijze zijn beëindigd.

 

Turboliquidatie is zoals gezegd eenvoudig: er hoeft maar één fase te worden doorlopen. Voor een turboliquidatie moet er een formeel besluit worden genomen door de aandeelhouder(s) tot ontbinding van de vennootschap. Door dit besluit is de vennootschap onmiddellijk opgehouden te bestaan (artikel 2:19 lid 4 BW). De vennootschap kan worden uitgeschreven uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Aan vereffening wordt niet toegekomen, omdat er geen vermogen aanwezig is.

 

Bij een turboliquidatie resteren doorgaans alleen schulden. Dat kan wrang voelen voor schuldeisers, temeer omdat er – in tegenstelling tot het faillissement – geen curator wordt aangesteld die het handelen van het bestuur toetst. Op basis van rechtspraak is het echter soms verplicht om voor de turboliquidatie te kiezen en niet voor het faillissement. Op het moment dat er (nagenoeg) geen activa is, er slechts schulden resteren en er bovendien geen verwachting is dat er activa kan worden gegenereerd, bijvoorbeeld op grond van bestuurdersaansprakelijkheid of een pauliana, rust er een verplichting op de vennootschap om de route van de turboliquidatie te volgen (HR 18 december 2015, ECLI:HR:2015:3636). Het niettemin aanvragen van een faillissement leidt tot misbruik van recht, omdat de curator wegens het gebrek aan baten onmiddellijk zou overgaan tot opheffing van het faillissement. Hierbij speelt een rol dat de curator wordt belast met werkzaamheden zonder dat hij daarvoor een vergoeding ontvangt.

 

Van de mogelijkheid van turbo-liquidatie wordt in de praktijk ook wel misbruik gemaakt. Schuldeisers hebben vaak het nakijken. De schuldeisers worden vooraf niet geïnformeerd over het verdwijnen van hun schuldenaar en relevante verantwoordingsinformatie ontbreekt. Het bestuur is niet gehouden om verantwoording af te leggen met bijvoorbeeld het deponeren van een slotbalans. Vanaf 15 november 2023 moet de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie daar verandering in brengen.

 

Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie
De invoering brengt een wetswijziging met zich mee die gestalte krijgt in artikel 2:19b BW. Op grond van deze bepalingen dient het bestuur van de onderneming binnen veertien dagen na ontbinding een aantal documenten te deponeren bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel, namelijk:

 

  1. een balans en een staat van baten en lasten over het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden en het voorgaande boekjaar als er op het moment van ontbinding over dat jaar nog geen jaarrekening openbaar is gemaakt;
  2. een beschrijving van;
    • de oorzaak van het ontbreken van baten op het tijdstip van ontbinding;
    • indien aan de orde, de wijze waarop de baten van de rechtspersoon te gelde zijn gemaakt en de opbrengsten zijn verdeeld, en
    • indien aan de orde, de redenen waarom een schuldeiser of schuldeisers geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven, en
  3. de jaarrekeningen over de boekjaren die vooraf zijn gegaan aan het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden, indien daarvoor een openbaarmakingsplicht bestaat waar nog niet aan is voldaan, en (indien van toepassing) de accountantsverklaring.

 

Onverwijld na deponering dient het bestuur schriftelijk mededeling te doen aan de schuldeisers.

 

Het niet voldoen aan de verantwoordingsverplichting wordt aangemerkt als een economisch delict. Dit is niet het geval voor wat betreft het niet voldoen aan de bekendmakingsplicht.

 

De wetswijziging introduceert ook het vernieuwde bestuursverbod in artikel 2:19c BW. Op het moment dat een rechtspersoon is opgehouden te bestaan door middel van een turboliquidatie en één of meer schuldeisers onbetaald is/zijn gebleven, kan de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie een bestuursverbod opleggen aan de desbetreffende bestuurder indien:

 

  1. de bestuurder bij de ontbinding niet heeft voldaan aan de (nieuwe) verantwoordingsverplichting; of
  2. de bestuurder doelbewust namens de rechtspersoon handelingen heeft verricht of nagelaten, waardoor één of meer schuldeisers aanmerkelijk zijn benadeeld; of
  3. in de twee daaraan voorafgaande jaren de bestuurder ten minste tweemaal eerder betrokken was bij:
    • een faillissement; of
    • een beëindiging van een rechtspersoon door turboliquidatie, waarbij één of meer schuldeisers geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven, en hem daarvan een persoonlijk verwijt treft.

 

Het bestuursverbod heeft ten doel malafide ontbindingen tegen te gaan en biedt de mogelijkheid op te treden tegen bestuurders die de (vorm)voorschriften veronachtzamen of die lijken misbruik te maken van de turboliquidatie met benadeling van schuldeisers tot gevolg. Een bestuursverbod kan voor een maximale periode van vijf jaar worden opgelegd, gedurende welke periode de bedoelde (voormalige) bestuurder niet tot bestuurder of commissaris van een rechtspersoon kan worden benoemd. In het handelsregister van de Kamer van koophandel worden de bestuursverboden geregistreerd.

 

Mocht u in verband met de beëdiging van een BV vragen hebben, neem dan contact op met de adviseurs van Bureau Aard. Zij staan u met raad en daad bij.

Kan een verkoper zich terugtrekken uit een mondeling koopovereenkomst van een woning?

In artikel 7:2 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is het zogenaamde schriftelijkheidsvereiste opgenomen: koop van een tot bewoning bestemde onroerende zaak of een bestanddeel daarvan moet schriftelijk worden aangegaan als de koper een natuurlijk persoon is, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

 

De hiervoor bedoelde bepaling maakt onderdeel uit van  een wettelijke regeling die strekt tot bescherming van de koper van onroerende zaken (Kamerstukken II 1992-1993, 23 095, nr. 3, blz. 2; Inleidende opmerkingen in de memorie van toelichting bij art. I). Maar dient het schriftelijkheidsvereiste dan zo te worden uitgelegd dat alleen een particuliere koper – en dus niet een verkoper – daarop een beroep kan doen? Over deze vraag heeft de Hoge Raad zich in 2011 al gebogen en zij kwam tot een ontkennende beantwoording van die vraag.

De Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2011:BU7412) oordeelde: Indien mondeling overeenstemming is bereikt over de verkoop van een woonhuis aan een particuliere koper en de verkoper weigert zijn medewerking te verlenen aan het opmaken en ondertekenen van een koopakte, dan mag (ook) de verkoper, mits hij een particulier is, zich erop beroepen dat aan deze mondelinge overeenstemming geen rechtsgevolg toekomt.

Het voorgaande brengt mee dat de particuliere verkoper of koper die, in het geval als omschreven in artikel 7:2 lid 1, weigert zijn medewerking te verlenen aan schriftelijke vastlegging van de met zijn wederpartij bereikte wilsovereenstemming met betrekking tot de koop en verkoop van een woonhuis, daartoe niet door een rechterlijk vonnis kan worden gedwongen omdat uit de wet volgt dat hij niet tot zodanige medewerking is verplicht (vgl. artikel 3:296 lid 1 BW).

Een schriftelijke koopovereenkomst is een onderhandse akte. Dat betekent dat de koopovereenkomst door partijen ondertekend moet zijn. E-mailberichten of Whatsappberichten zijn weliswaar schriftelijke berichten waaruit kan blijken dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Maar met deze berichten wordt echter niet voldaan aan het wettelijke vereiste dat de koopovereenkomst door partijen ondertekend moet zijn.

Uitsluitend onder bijzondere omstandigheden kan worden geoordeeld dat een beroep op het ontbreken van een schriftelijke vastlegging van de bereikte wilsovereenstemming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Als zodanige omstandigheden kunnen in beginsel niet gelden dat de verkoper alsnog een hoger bod ontvangt van een derde, of dat de koper alsnog de voorkeur geeft aan de aankoop van een ander woonhuis, omdat – zo oordeelde de Hoge Raad – de eis van schriftelijke vastlegging van de bereikte wilsovereenstemming hun nu juist de ruimte geeft alsnog ervan af te zien de beoogde koopovereenkomst te sluiten.

Het Hof Arnhem (ECLI:NL:GHARN:2012:BZ6245) heeft nog een nuancering aangebracht op vorenbedoeld arrest van de Hoge Raad. Volgens het Hof is onder omstandigheden ook de professionele verkoper van een onroerende zaak niet gebonden aan een mondelinge koopovereenkomst. Het gaat hierbij om de situatie dat de verkoper de mondeling door partijen bereikte overeenstemming in een geschrift heeft vastgelegd en dat geschrift aan de koper ter ondertekening heeft voorgelegd. Weigert de koper vervolgens om binnen een redelijke termijn een ondertekend afschrift van dat geschrift aan de verkoper te doen toekomen, dan kan de koper zich niet op een later moment beroepen op de mondelinge overeenstemming.

Gemeente Eindhoven levert de Steentjeskerk aan Kolen

Op de drempel van het oude naar het nieuwe jaar heeft de gemeente Eindhoven de Steentjeskerk in eigendom geleverd aan Kolen Holding B.V. De rechtbank Oost-Brabant had de gemeente Eindhoven eerder al veroordeeld tot levering aan Kolen.

 

De Steentjeskerk is een kerkgebouw uit 1919 aan de St. Antoniusstraat te Eindhoven. Tot 1971 was de kerk als parochiekerk in gebruik. Sinds 2001 is de kerk een rijksmonument.

 

Bureau Aard heeft het genoegen gehad Kolen bij te staan en feliciteert Kolen met de eigendomsverkrijging.

UBO-register in huidige vorm buitenproportioneel

Het UBO-register is in Nederland een onderdeel van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en is een Europese database. De dealine voor registratie van de UBO (Ultimate Beneficial Owner) was maart 2022. Een op de drie juridische entiteiten in Nederland heeft aan die verplichting nog geen uitvoeirng gegeven, zo leerde onderzoek deze maand.

 

Een Luxemburgse rechter had prejudiciële vragen over de uitleg van een aantal bepalingen van de antiwitwasrichtlijn gesteld, nadat die rechter eerder oordeelde dat het openbaar maken van de gegevens ‘een onevenredig risico met zich mee kan brengen dat de grondrechten van de uiteindelijk begunstigden in kwestie worden aangetast’. Het Europese Hof van Justitie is het daarmee eens blijkens haar uitspraak van 22 november 2022. Het Hof vindt dat het aan iedereen openbaar stellen van de gegevens ‘buitenproportioneel is, niet beperkt is tot wat strikt noodzakelijk is en niet evenredig is met het nagestreefde doel’. Het Hof stelt verder dat ’toegang van het grote publiek tot informatie over de uiteindelijke begunstigden een ernstige inmenging vormt in de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens’.

 

Het Hof van Justitie van de Europese Unie verklaart de voorgeschreven publieke toegankelijkheid van het UBO-register ongeldig. Het is nu aan de wetgever hier actie op te ondernemen. Tot die tijd zijn registratieverplichtingen niet ontslagen van hun verplichting om tijdig de relevante UBO-informatie aan te leveren. Wel zouden registratieplichtigen kunnen overwegen om hun UBO-registratie te wijzigen, althans om een verzoek te doen tot afscherming van de UBO-gegevens met verwijzing naar de uitspraak van het Hof.

De Omgevingswet

Met de Omgevingswet beoogt de overheid de regels voor de fysieke leefomgeving te vereenvoudigen en samen te voegen. Zo verdwijnen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet ruimtelijke ordening, de Wet natuurbescherming en de Waterwet. Ook het Activiteitenbesluit en het Bouwbesluit worden vervangen. De bestaande bestemmingsplannen worden gebundeld in één omgevingsplan per gemeente.

De Omgevingswet wordt uitgevoerd in vier algemene maatregelen van bestuur:

  • Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) gaat over omgevingswaarden, instructieregels, beoordelingsregels voor een vergunningaanvraag en monitoring.
  • Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) vervangt onder meer het Activiteitenbesluit. Hierin staan de algemene regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving.
  • Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) vervangt het Bouwbesluit 2012. Hierin staan regels over bouwen, verbouwen en gebruiken van bouwwerken. De regels gaan onder andere over veiligheid, gezondheid, en duurzaamheid.
  • Ook is er een Omgevingsregeling. Daarin zijn de AMvB’s verder uitgewerkt. Hierin staan bijvoorbeeld regels over meet- en rekenmethoden en aanvraagvereisten voor vergunningen.

Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt moet elke gemeente zijn aangesloten op het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Eén digitaal loket voor het aanvragen van vergunningen, raadplegen van de geldende regels per locatie, en op termijn informatie over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het DSO bestaat uit een landelijke voorziening (DSO-LV), collectieve voorzieningen voor gemeenten (DSO-CG) en individuele voorzieningen van overheden.

Het Koninklijk Besluit dat de eerder beoogde invoering per 1 januari 2023 regelt heeft de minister ingetrokken en een nieuw besluit in procedure gebracht met als ingangsdatum 1 juli 2023.

Modernisering personenvennootschappen

Onlangs zijn nieuwe wetsvoorstellen modernisering personenvennootschappen ter (tweede) consultatie aangeboden. Het voorstel voorziet in de vaststelling van een nieuwe titel 7.13 in het Burgerlijk Wetboek. De huidige regeling, die is verspreid over Boek 7A BW en het Wetboek van Koophandel, dateert oorspronkelijk uit de 19e eeuw en beantwoordt onvoldoende aan de behoeften van hedendaagse ondernemers.

Het onderscheid tussen de maatschap (voor de beroepsuitoefening en voor bedrijfsactiviteiten en met onder andere aansprakelijkheid voor gelijke delen) en de vennootschap onder firma (alleen voor bedrijfsactiviteiten en hoofdelijke aansprakelijkheid) verdwijnt. In plaats daarvan is het voorstel onderscheid te maken tussen een openbare personenvennootschappen met rechtspersoonlijkheid en een stille personenvennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, maar met een afgescheiden vermogen, in de vorm van een bijzondere gemeenschap. De openbare personenvennootschap verkrijgt rechtspersoonlijkheid bij de inschrijving in het handelsregister: notariële tussenkomst wordt alleen verplicht gesteld bij levering van registergoederen of aandelen op naam.

In het wetsvoorstel zijn de vennoten naast de (openbare personen)vennootschap hoofdelijk verbonden voor de verbintenissen van die vennootschap jegens derden, echter, alleen voor zover de wederpartij aannemelijk maakt dat de vennootschap niet aan de verbintenis zal voldoen. Een toetredende vennoot is slechts verbonden voor verbintenissen van de vennootschap die zijn ontstaan na zijn toetreden. Voor een uittredende vennoot geldt dat hij gedurende vijf jaar aansprakelijk blijft voor de op het moment van uittreden bestaande verbintenissen van de vennootschap.

Hoewel de openbare personenvennootschap onder het voorstel rechtspersoonlijkheid verkrijgt, wordt fiscale transparantie van de personenvennootschap gehandhaafd met betrekking tot de inkomsten-, vennootschaps- en dividendbelasting, en de erf- en schenkbelasting.

De (tweede en thans lopende) consultatie kan wijzigingen op het voorstel tot gevolg hebben. De hiervoor opgenomen toelichting geeft slechts enkele hoofdlijnen weer. Vragen over uw bestaande structuur of wat de gevolgen van het voorstel voor u kunnen zijn? De adviseurs van Bureau Aard zijn u graag van dienst.

Bureau Aard begeleidt overname Werkpool Flex en ForeignFlex

Op 26 juli 2022 vond de levering van aandelen Werkpool Flex B.V. en ForeignFlex B.V. aan OTTO Holding B.V. plaats. Bureau Aard heeft de verkoper begeleid. De koper werd begeleid door Holla Advocaten, BDO en Deloitte. Proficiat aan alle betrokkenen, dank voor het vertrouwen en de prettige samenwerking.
 
OTTO Workforce heeft met deze overname haar positie op de markt van internationale arbeidsbemiddeling in Nederland verder verstrekt.
 
Wim Smits en Angeliek Flintrop (beiden van Werkpool Flex en ForeignFlex): “Met plezier hebben wij, ieder aanvankelijk als werknemer en sedert 2010 als eigenaar, samen met een enthousiast en betrokken team, gewerkt aan het succes van Werkpool Flex en ForeignFlex. Voor de verdere ontwikkeling zijn Werkpool Flex en ForeignFlex bij OTTO Holding in goede handen. Het DNA van OTTO is voor wat betreft de normen en waarden gelijk aan dat van ons. De schaalgrootte en professionaliteit van OTTO komen Werkpool Flex en ForeignFlex, haar werknemers en klanten ten goede. Daar hebben wij alle vertrouwen in.”

Het gerechtshof (16 februari 2021): Maaltijdbezorgers van Deliveroo geen ZZP-ers

Het gerechtshof Amsterdam heeft zich in haar arrest van 16 februari 2021 (ECLI:NL:GHAMS:2021:392) uitgelaten over de vraag hoe de overeenkomst met maaltijdbezorgers van Deliveroo moet worden gekwalificeerd. Zijn het ZZP-ers of zijn de maaltijdbezorgers op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam?
 
Deliveroo biedt in Nederland sedert 2015 een online maaltijdbestel- en betaalsysteem aan, alsmede een bezorgdienst. Tot in de loop van 2018 heeft Deliveroo voor de uitvoering van haar bezorgdienst bezorgers in dienst genomen op basis van een arbeidsovereenkomst. Sinds 1 juli 2018 werken bezorgers nog uitsluitend op basis van een overeenkomst van opdracht. De bezorgers zijn als ondernemer ingeschreven in het handelsregister. Betaling door Deliveroo aan de bezorger vindt per levering plaats op basis van facturering. De bezorger maakt voor de bezorging gebruik van een eigen vervoermiddel en smartphone. Met de smartphone maakt de bezorger gebruik van het ICT-systeem van Deliveroo.
 
Voor de kwalificatie van een arbeidsrelatie moet worden gekeken naar de elementen ‘arbeid’, ‘loon’, ‘in dienst’ en ‘gedurende zekere tijd’. Deze kwalificatie moet gebeuren aan de hand van de rechten en verplichtingen die partijen zijn overeengekomen me inachtneming van alle omstandigheden van het geval.
 
Arbeid
De bezorgers verrichten arbeid. Weliswaar is sprake van vrijheid waarmee arbeid wordt verricht en kan een bezorger zich laten vervangen, maar naar het oordeel van het Hof is dat niet van dien aard dat daarmee de kwalificatie “arbeidsovereenkomst” onverenigbaar zou zijn.
 
Loon
Deliveroo betaalt de bezorgers per afgeleverde bestelling. Deliveroo verzorgt zelf de facturen van de bezorgers. Deliveroo bepaalt de vergoeding en kan die (eenzijdig) wijzigen. Individuele bezorgers hebben naar het oordeel van het Hof geen invloed op de vergoeding.
 
Voor veel bezorgers geldt bovendien dat de belastingdienst hun werkzaamheden (voor de omzetbelasting) als hobby-matig aanmerkt (grens: 40% van het minimumloon), zodat hun prestatie niet belast is met omzetbelasting. Het ontbreken van ondernemerschap kan volgens het Hof een indicatie vormen voor werknemerschap. De wijze waarop de (loon)betaling door Deliveroo plaatsvindt, wijst naar het oordeel van het hof eerder op de aanwezigheid dan op de afwezigheid van een arbeidsovereenkomst.
 
In dienst van
Deliveroo stelt dat tussen haar en de bezorgers geen gezagsrelatie aanwezig is. Het Hof concludeert anders.
 
Aan de vrijheid van de bezorger om zelf de precieze route te bepalen komt geen betekenis toe en duidt naar het oordeel van het Hof niet op de afwezigheid (noch op de aanwezigheid) van een arbeidsovereenkomst. Ook een vrachtwagenchauffeur in loondienst heeft doorgaans immers die vrijheid.
 
De werkzaamheden, het ophalen en bezorgen van voedsel, zijn van dien aard, dat daarvoor weinig aanwijzingen nodig zijn. Dus de aard van de werkzaamheden brengt met zich dat de mate waarin aanwijzingen gegeven worden, op zich zelf niet veel zegt over de aan- dan wel afwezigheid van een arbeidsovereenkomst.
Dat het Deliveroo is die de inhoud van de contracten en de wijze waarop de werkzaamheden worden georganiseerd steeds eenzijdig wijzigt, duidt er ook op dat Deliveroo gezag uitoefent over de bezorgers. In algemene zin is een arbeidsovereenkomst immers vaker een door de werkgever opgesteld adhesiecontract, wat door de werknemer al dan niet geaccepteerd kan worden, terwijl tussen opdrachtgever en opdrachtnemer eerder zal worden onderhandeld over de inhoud van de overeenkomst.
 
Het gehanteerde GPS-systeem geeft Deliveroo (al dan niet via haar klanten) een vergaande controlemogelijkheid, die eveneens als een vorm van gezag is aan te merken.
 
Ook het door Deliveroo eenzijdig vastgestelde betaalmodel duidt op een vergaande bemoeienis van Deliveroo op het bezorgproces, en vormt daarmee een aanwijzing van gezag.
 
De wijze waarop Deliveroo werkzaamheden door bezorgers laat uitoefenen, duidt volgens het Hof veeleer op een gezagsrelatie, dan op de afwezigheid van een gezagsrelatie.
 
Gedurende zekere tijd
Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat de bezorgers die arbeid voor Deliveroo verrichten, dit in een verwaarloosbare omvang doen. Naar het oordeel van het hof is dan ook voldaan aan het in artikel 7:610 BW neergelegde criterium dat de arbeid gedurende zekere tijd dient te worden verricht.
 
Conclusie
Alle omstandigheden bij elkaar genomen constateert het hof dat slechts de aan de bezorgers ten aanzien van het verrichten van de arbeid gegeven vrijheid een omstandigheid is die eerder wijst op de afwezigheid dan op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst. Alle overige elementen, waaronder de wijze van loonbetaling, het uitgeoefende gezag, de zekere tijd (met rechtsvermoeden), alsmede de genoemde overige omstandigheden wijzen meer op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst dan op de afwezigheid daarvan. De aan de bezorgers ten aanzien van het verrichten van de arbeid gegeven vrijheid is bovendien niet onverenigbaar met de kwalificatie van de overeenkomst als arbeidsovereenkomst. Concluderend is het hof van oordeel dat de bezorgers van Deliveroo werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst.
 
Gevolg is dat de bezorgers als werknemers moeten worden beloond en behandeld.
 
Tenslotte
De Hoge Raad overwoog op 6 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1746) dat niet van belang is of partijen daadwerkelijk de bedoeling hadden de overeenkomst al dan niet onder de regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen; waar het om gaat is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst. Dat uitgangspunt komt ook hier weer tot z’n recht. Het laat bovendien zien dat partijen er bij het tot stand komen van een rechtsverhouding goed aan doen zich niet alleen te laten leiden door hun bedoelingen, maar rekening te houden met alle omstandigheden van het geval. De hulp van een juridisch adviseur, zoals de adviseurs die zijn verbonden aan Bureau Aard, kan daarbij van pas komen.