De nadelen van de fiscale eenheid zijn groter geworden

In artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting (VPB) is bepaald dat belastingplichtigen onder bepaalde voorwaarden een fiscale eenheid voor de VPB kunnen aangaan.
 
Ingeval een belastingplichtige (moedermaatschappij) de juridische en economische eigendom bezit van ten minste 95 percent van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van een andere belastingplichtige (dochtermaatschappij) en dit bezit ten minste 95% van de statutaire stemrechten in de dochtermaatschappij vertegenwoordigt en in alle gevallen recht geeft op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van de dochtermaatschappij, wordt op verzoek van beide belastingplichtigen de belasting van hen geheven alsof er één belastingplichtige is, in die zin dat de werkzaamheden en het vermogen van de dochtermaatschappij deel uitmaken van de werkzaamheden en het vermogen van de moedermaatschappij. De belasting wordt geheven bij de moedermaatschappij. De belastingplichtigen tezamen worden in dat geval aangemerkt als fiscale eenheid. Van een fiscale eenheid kan meer dan één dochtermaatschappij deel uitmaken.
 
De voordelen van de fiscale eenheid voor de VPB luiden als volgt:
• Er hoeft maar één aangifte te worden ingediend in plaats van dat iedere onderneming dat afzonderlijk doet.
• De fiscale eenheid brengt met zich mee dat de verliezen van een onderneming uit die eenheid worden verrekend met de winsten van een andere onderneming uit die eenheid.
• Transacties tussen de ondernemingen uit de fiscale eenheid blijven, ook al is sprake van onzakelijk handelen, voor de winstbelasting, behoudens mogelijke gevolgen bij een latere verbreking van de fiscale eenheid, zonder betekenis.
 
De fiscale eenheid kent ook nadelen, zoals bijvoorbeeld (maar niet limitatief):
• Het tarief van de vennootschapsbelasting over de eerste € 200.000 van het belastbare bedrag bedraagt 16,5% (2020) (2019: € 19%) (2015, 2016, 2017 en 2018: 20%) is dus lager dan de vennootschapsbelasting over het meerdere (25%). De fiscale eenheid kan maar één keer gebruik maken van de eerste schijf. Dat scheelt dus maximaal € 19.000 VPB voor iedere keer dat de eerste schijf niet gebruikt kan worden.
• Alle ondernemingen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de VPB-schulden, hetgeen een risico kan vorm bij insolventie.
• Bij een fiscale eenheid wordt voor stimuleringsmaatregelen zoals bijvoorbeeld de investeringsaftrek uitgegaan van het totaal van de investeringen van de ondernemingen van de eenheid. Nu de hoogte van de aftrek afneemt naarmate de totale investering van de belastingplichtig toeneemt, leidt de fiscale eenheid tot een lagere aftrek dan het geval zou zijn als alle ondernemingen daar afzonderlijk gebruik van zouden maken.
 
Met de tariefsverlaging in 2020 van de eerste schrijf VPB tot een heffing van 16,5% in vergelijking met 25% over de tweede schijf, springt dit nadeel materieel het meest in het oog.
 
Zou u eens willen praten over de fiscale optimalisatie van uw ondernemingsstructuur, neem dan contact op met de belastingadviseur van Bureau Aard.
 

Posted in Belastingadvies, Nieuws.